De grot van Plato

De gewelddadige bevrijding heeft dus plaatsgevonden en de grot-bewoner moet ondersteund worden omdat zijn bestaande wereld volledig onderuit gehaald is. Het vuur en de afbeeldingen tonen de illusie waarin de grot-bewoner leeft. Toch gaat dit niet vanzelf. Het vuur doet pijn aan de ogen. Het licht is overweldigend. Vergelijk een donkere kamer en ontsteek een kaars. Ontsteek er nog een paar bij, en het licht wordt almaar meer. De shock van de bevrijding gaat gepaard met letterlijk pijn aan de ogen. Er is niet alleen sprake van een psychische pijn, maar ook van een lichamelijke. Deze laatste ontstaat misschien ook wel door de stramheid van de spieren en gewrichten die in eens gebruikt moeten worden.

Vervolgens, nadat de bevrijde grot-bewoner aan het licht gewend is, wordt de weg naar boven, naar het licht gestart. Plato schrijft hier over een steile moeizame weg naar boven. Een weg, die naar het licht toe beweegt. Het vuur in de grot is dus niet het licht zelf, maar een afspiegeling van het licht.

Het vuur, als afspiegeling en de schaduwen van de afbeeldingen tonen het startpunt van de ideeën-leer van Plato. Plato constateert dat wij in een vergankelijke wereld leven, waarin alles veranderlijk is. Wanneer je je als mens vastklampt aan een veranderende wereld, dan heb je een erg wankele houvast. Het fenomeen dat wij in staat zijn overeenkomsten te zien tussen individuele gevallen betekent dat er ook zoiets is al iets dat onveranderlijk is.

Laat ik dit even anders uitleggen. Wanneer ik nu naar buiten kijken, dan zie ik auto's waarvan de sommige besneeuwd zijn en andere niet. Het parkje voor de deur ziet ook wit van de sneeuw. En de huizen en tuinen aan de overkant van het parkje zien ook mooi wit. Een prachtig plaatje. Ik zie dit door het venster van mijn werkkamer. Dit venster zou net zo goed de lijst van een schilderij kunnen zijn. Alles wat ik zie is dan niet meer dan een afbeelding van auto's, bomen, parkje, huizen, sneeuw, etcetera. Wanneer ik nu een foto maak van dit schilderij, dan krijg ik een afbeelding van afbeeldingen. En langzaamaan kruip ik dieper de grot in. Ik zie dit nu bij daglicht en vanavond bij het licht van de lantaarns (een vervanger voor het daglicht).

Deze afbeeldingen van auto's, bomen, parkje, huizen en sneeuw, zijn vergelijkbaar met de schaduw van de afbeeldingen die de mensen in grot zagen. Aan de afbeelding ligt echter wel een idee ten grondslag, namelijk de idee van auto, boom, park, etcetera. De architect van de huizen (jawel, ze zijn onder architectuur gebouwd) staat dichter bij het licht (en de ware idee) dan diegene die naar de foto van het schilderij kijkt, of ik die uit mijn raam kijk. Het huis in namelijk gebouwd op basis van de idee huis. En hoewel alle huizen verschillend zijn, behalve dan in nieuwbouwwijken, herkennen we ze allemaal als huis, ze zijn allemaal een afgeleide van de idee huis.

De allegorie van de grot van Plato staat in de Politeia. In deze dialoog zoekt Socrates naar de ideeën "rechtvaardigheid" en "het goede". De staat die hij schets is een afspiegeling, een beeld van dat wat rechtvaardig is. De zuivere idee kunnen we namelijk niet beschrijven, hoewel de gedachte / de idee wel aanwezig. We moeten deze dus zoeken in ons zelf. Vandaar dat de gesprekken van Socrates vergeleken worden met het werk van de vroedvrouw. Dat naar buiten halen wat er al in zit.

De steile weg naar boven verbeeldt de zoektocht naar de ware idee. Om uiteindelijk uit te komen bij de idee zonder tussenkomst van afbeeldingen, of zelfs: afbeeldingen van afbeeldingen.
blog comments powered by Disqus

De grot van Plato

De situatie van de gevangenen in de grot is alles behalve wenselijk (en passend in de sinterklaastijd: hierop rijmt menselijk). Graag wil ik nogmaals de woorden van Socrates in herinnering brengen dat deze mensen op ons lijken. Langs alle kanten bekruipt het gevoel dat deze mensen bevrijdt moeten worden. Waarom? Als buitenstaander zien we dat hun plek in de wereld niet te benijden is. We gunnen ze graag iets iets beters.

Dit is, zeker in deze tijd, een heel lastig punt. In onze tijd staat eigen verantwoordelijkheid en respect (of is dit tolerantie) voor andermans leven erg hoog in het vaandel. Iedere mens mag zelf weten wat hij of zij als het goede leven ziet. Dus wie zijn wij om deze mensen uit hun grot te bevrijden? Het plaatje van Socrates stelt vragen bij dit vaandel. Hij stelt dat wij als buitenstaanders zien dat deze mensen gevangen zitten in een grot, we voelen ook de bekrompenheid / tunnelvisie / valse blik op de wereld. En dit gevoel is niet een positief gevoel. Het gaat om kennis die alleen gekend kan worden nadat de bevrijding is opgetreden. De vreugde van het lezen van een goed boek, kan pas ontstaan nadat het eerste boek gelezen is. De positie in de grot is pas bedenkelijk wanneer deze positie is verlaten.

Plato beschrijft hiermee wellicht de moeilijke situatie van de niet-wetende, deze laatste weet namelijk niet dat hij niet-wetend is. Dit in tegenstelling tot de wetende, die zijn historie beziet als 'ik wist toen niet beter'. De vraag is nu, wanneer ben je wetend en wanneer ben je normerend? Welke kennis is noodzakelijk en welke kennis is normatief? Plato heeft het voornamelijk over filosofische kennis: het besef dat hij ergens 'nu' zo en zo over denkt. Hij heeft het ook over het loskomen van dat wat afleidt van het zuivere idee. Dit vraagt om het besef van de begrensdheid van het denken en het waarnemen, doordat bijvoorbeeld emotie dit beïnvloedt. Is deze wetende verplicht de niet-wetende naar het licht te brengen?

In de allegorie van de grot komt een buitenstaander (een allochtoon; hij die niet meer in de grot leeft) om een van de bewoners te bevrijden. Deze bevrijding gebeurd met geweld, zo beschrijft de tekst. De vraag is dan: waarom gaat dit met geweld gepaard? Waarom verzet de bewoner zich tegen zijn bevrijder? Kennelijk wil de persoon niet uit zijn vertrouwde wereld gehaald worden. Kennelijk ziet deze persoon het niet als een bevrijding, maar als een gevangenneming waartegen hij zich moet verzetten.

Laten we even inzoomen op die buitenstaander (die allochtoon). Deze komt vanuit het licht in het duister. Zijn ogen zullen niet gewend zijn. En dus is hij zoekende, iets wat voor de aanwezigen - die wel gewend zijn aan het duister - zichtbaar is. Ten tweede, wanneer de bewoners hem vragen mee te doen met hun dagelijkse activiteit (het voorspellen van de toekomst) dan zal de buitenstaander, als hij al mee wil doen, een modderfiguur slaan. De bevrijder is dus een absoluut misplaatst en voelt vreemd aan. Wanneer deze komt vertellen dat hij iemand komt bevrijden en naar een andere wereld zal voeren, dan is dit dus geen goede start. Wie wil er nog mee?

Het andere fenomeen is een meer psychologisch fenomeen. De bestaande wereld is bekend, de bestaande vrienden zijn bekend en er komt een nieuwe, onbekende wereld voor in de plaats. Het bekende is vaak te verkiezen boven het onbekende. Wie gaat er nog mee?

De persoon wordt dus met geweld bevrijdt - en wellicht dus ook door iemand die in deze setting voor zijn leven mag vrezen: een buitengewoon vijandige situatie. Maar dit is ook een onomkeerbare situatie. De herinnering aan eerdere vijandige situaties (als deze zich reeds eerder hebben voorgedaan), zal overigens niet bijdragen aan een mogelijke vrijwillige gang naar buiten.
De onomkeerbaarheid ontstaat doordat de ervaring van eenmaal verkregen bewegingsvrijheid nooit meer verdwijnt. Zelfs niet, als de persoon toch weer terug zou gaan zitten.

De persoon wordt dus bevrijdt en gedwongen rond te kijken. Hij kijkt dus niet alleen maar naar voren, zoals toen hij gebonden was, maar ook opzij, en zelfs achterom. De persoon wordt dus geconfronteerd met het vuur en de afbeeldingen die zorgen voor de beelden op de rotswand. En hier is het volgende gewelddadige moment. Gewelddadig, omdat de bestaande leefwereld en werkelijkheid wordt ontsluierd en moet worden gezien als schijn. Heel de oude vanzelfsprekendheden vallen om. Als de persoon al niet fysiek moeilijk in staat is om te blijven staan, dan moet hij nu al helemaal door de ontstane shock ondersteund worden. Zijn wereld ligt in duigen. De bevrijding werkt vernietigend.
blog comments powered by Disqus

De grot van Plato

Mijn voorgaande blog ging voornamelijk over de bewoners van de grot. Een setting die voor de buitenstaanders als gevangenschap voorkomt en voor de bewoners als gewoon. Waar houden de bewoners zich mee bezig? Hun dagelijkse activiteit bestaat uit het benoemen en voorspellen van schaduwen. Tenminste gezien door de ogen van de buitenstaander. Eerst nog maar even de situatie schetsen.

De bewoners zitten met hun rug naar een muurtje. En ze kijken naar een rechte (verticale) rotswand. Achter het muurtje bevindt zich een weg, waar mensen overheen lopen met afbeeldingen van dingen boven hun hoofd. Aan de andere kant van de weg (dus niet aan de kant waar het muurtje is) is een vuur. Dit vuur zorgt voor schaduwen op de rotswand van de afbeeldingen van de dingen die de wandelaars dragen.

Ook deze situatie doet wat vreemd voor. Waarom zou je als mens over een pad door een tunnel lopen met afbeeldingen van dingen boven je hoofd? Ik zou me kunnen voorstellen dat het voor deze wandelaars inderdaad gewoon een tunnel door een grot is, verlicht door het vuur. Wellicht weten ze niet eens dat er mensen gebonden zitten aan de andere kant van het muurtje. De wandelaars keuvelen er ook lustig op los. Een geluid dat wordt weerkaatst door diezelfde rotswand als waar de schaduwen zich op bevinden. Wederom is dit alles moeilijk als werkelijkheid voor te stellen. Maar, het betreft een allegorie, het is dus ook niet de bedoeling om de werkelijkheid te schetsen, maar wel om iets in de werkelijkheid uit te leggen.

De bewoners van de grot (gebonden aan handen en voeten) houden zich bezig met het voorspellen en het benoemen van de schaduwen. Het gekeuvel van de wandelaars, dat wordt weerkaatst door de rotswand wekt de indruk dat de schaduwen het geluid veroorzaken. Er sprake van een combinatie van beeld en geluid in deze - letterlijk - voorgehouden wereld.

Het is een heel competitieve leefomgeving. De bewoners bekwamen zich in hun voorspellend vermogen en hij die het beste voorspelt heeft het meeste aanzien. Als buitenstaander is het al 'triest' om te zien dat mensen schaduwen van afbeeldingen voor de werkelijkheid houden, het is nog triester om deze dagelijkse activiteit tot zinnige activiteit te moeten betitelen.

Beeld en geluid - het gekeuvel van de wandelaars - vertonen totaal geen relatie. Hoewel Plato zich niet bezig hield met de logica. We komen dit pas tegen bij Aristoteles, voelt het wat ons betreft - gewoon als we zijn aan oorzaak en gevolg - wel heel bizar. Het is alsof je het geluid van je iPod of radio afspeelt en dit onlosmakelijk verbindt met de specifiek mensen die langs het terras lopen waar je toevallig een kop koffie drinkt.

Nu klinkt dit voorbeeld - koffie, terras, passanten, eigen muziek - als buitengewoon ridicuul, en zo zullen we dagelijkse activiteit van deze mensen in de grot dus ook bezien. De zin van Socrates 'deze mensen lijken op ons' doet dus weer een heleboel vragen stellen. We hebben niet alleen een tunnelvisie, maar leggen ook - noodzakelijke - verbanden tussen zaken die niet verbonden zijn. Je kunt je afvragen hoe eervol het is, wanneer je resultaten behaald die meer van de omgeving afhangen dan van je eigen kwaliteiten en activiteiten. Maar ook, hoe vaak maken we ons druk om zaken waar we helemaal geen invloed op uit kunnen oefenen of worden we beloond voor prestaties die niet de onze zijn?

De mensen in de grot houden zich bezig met een schimmenspel, gekeuvel en voorspellen dan de toekomst. Zijn onze dagelijkse activiteiten wezenlijk anders? Bevrijding is zoeken naar juiste en zuivere beelden en staat voor het leggen van juiste relaties en verbanden. Niet de werkelijkheid veranderen, maar hier anders naar kijken.
blog comments powered by Disqus

De grot van Plato

Gisteren, in de Sprong in Geldrop, gesproken over de Grot van Plato. Een heel bijzondere, en ik mag wel zeggen intense avond. De komende dagen volgt een kort verslag.

De allegorie van de grot staat in de Politeia (staat) van Plato. Socrates legt aan de hand van deze allegorie (samen met de vergelijking van de lijn en een uitleg van de relatie tussen kijken en het licht) uit hoe de mens leeft, namelijk in een grot, en hij wijst erop dan die mens in de grot op weg moet naar de uitgang.

Socrates schets een heel wonderlijke setting, een absoluut ongeloofwaardige situatie: De mensen zitten in een grot (onderaardse ruimte). Ze zijn gebonden aan hun hoofd en hun voeten - hun handen zijn vrij -, zodat ze niet van hun plaats kunnen komen en hun hoofd niet kunnen bewegen.

Deze setting is zo wonderlijk omdat ze als zodanig eigenlijk onleefbaar is. Hoe kun je voor jezelf zorgen als je zo gebonden bent. De losse handen geven nog wel wat ruimte voor activiteiten, maar door het gebrek aan bewegingsruimte is dit toch zeer beperkt. Een van de eerste reacties was 'hun handen zijn vrij, ze kunnen zichzelf bevrijden'. Het is ook een setting die om bevrijding vraagt. Wij zien ze duidelijk als gevangenen. De vraag die hierbij opkomt is: zien zijn zichzelf als gevangenen? Hebben ze zelf de behoefte om zich te bevrijden?

De setting is voor de 'bewoners' zodanig gewoon dat ze er niet aan denken dat hun situatie ook wel anders zou kunnen zijn. Of met andere woorden: zouden wij, hier nu bij elkaar zittend, er niet net zo aan toe zijn als deze mensen in de grot? Zonder dat we er erg in hebben zitten we gevangen en kijken in één richting en komen eigenlijk niet van onze plaats? Dit werd al snel vergeleken met een tunnelvisie. De grot en zijn bewoners wordt alleen door een buitenstaander (allochtoon) herkent als grot met gevangenen. Wellicht zijn er wel mensen buiten ons die zeggen: "nou nou, die zit gevangen in zijn gedachten en zijn leven." En kennen wij niet mensen waarvan wij dat denken?

Onze bewoners van de grot zien schaduwen voor zich tegen de muur waar ze naar kijken. Dit zijn schaduwen, veroorzaakt door een vuur en door mensen die afbeeldingen omhoog houden. Vergelijkbaar met wajang-poppen. Door het dansen van de het vuur en de afstand veroorzaakt dit maar vage schaduwen op de muur. Voor de bewoners is dit hun werkelijkheid. Het is alsof ze heel de dag naar een televisie kijken met een vaag zwart wit beeld. En wat ze zien en horen is hun werkelijkheid. Er wordt hen iets voorgehouden. Is dit vergelijkbaar met onze soaps op televisie en het geloof dat dit werkelijkheid is? Of het zien van films, zoals Harry Potter, als we deze magische wereld voor waar houden, doen we dan niet hetzelfde als de mensen in de grot?

Plato wekt de suggestie dat zijn tijdgenoten door sofisten een schijnwereld krijgen voorgespiegeld. Hoe zit dat met ons? Hoe weten wij of het journaal schijn of werkelijkheid toont. Nog steeds zijn er massa's mensen die geloven dat we nooit op de maan zijn geweest. Maar ook, hoe lang is ons voorgehouden dat de wereld plat is, terwijl reeds bewezen was dat ze rond is? Welke schijn houden wij voor waar?

Op deze manier wordt de situatie in de grot een herkenbare situatie in ons eigen dagelijks leven. Wellicht dat onze invulling iets anders is dan Plato zou willen. De gevangenschap die ontstaat als een beperkte of eenzijdige of zelfs foutieve visie op de werkelijkheid kunnen we ons wel voorstellen. Ook het fenomeen dat de wereld wordt voorgespiegeld is herkenbaar.

Een belangrijk element in het verhaal van Plato, is niet zozeer dat dit onjuist is, maar vooral dat dit voorlopig is, of toch op zijn minst zou moeten zijn. De permanentie van de kijk op de wereld is de kern van de gevangenschap. De gedachte 'het zou ook anders kunnen zijn' is de bevrijding. Deze gaat op zoek naar een andere blik op de werkelijkheid (niet naar een andere werkelijkheid).

tot zover.... en wordt vervolgd ....
blog comments powered by Disqus

We plaatsen cookies, zo min mogelijk en altijd anoniem.