April 2009
duurzaamheid
28-04-09 17:30
De meest recente uitgave van Wijsgerig Perspectief gaat over duurzaamheid. En hier lees ik - even uit mijn hoofd - dat de betekenis van duurzaamheid in de loop de tijd nogal veranderd is. Duurzaam als ondersteuning van strategie en consumptie.
Nu kom ik bij Hannah Arendt ook een mooie verwijzing tegen. Verbruiksgoederen - het onmiddellijke resultaat van arbeid - zijn niet duurzaam. Het consumptieve gedrag van de mens - als zijnde een cyclisch proces - is ook een vorm van arbeiden, met haar niet-duurzame resultaat. Consumeren is verworden tot een noodzakelijke activiteit van het bestaan, met haar niet-duurzame 'afval' als bijwerking.
Nu kom ik bij Hannah Arendt ook een mooie verwijzing tegen. Verbruiksgoederen - het onmiddellijke resultaat van arbeid - zijn niet duurzaam. Het consumptieve gedrag van de mens - als zijnde een cyclisch proces - is ook een vorm van arbeiden, met haar niet-duurzame resultaat. Consumeren is verworden tot een noodzakelijke activiteit van het bestaan, met haar niet-duurzame 'afval' als bijwerking.
blog comments powered by Disqus
feiten, kennis en een fenomeen
24-04-09 15:11
Na ruim een maand radio-stilte deel ik mijn gedachten weer via mijn blog. En deze stilte was niet eens voorspeld, verwacht, of gewenst. Soms gebeurt dat gewoon.
De lezing over Media bracht bij mij Aristoteles in herinnering. En dan vooral ten aanzien van de betekenis van de feiten. De stelling 'de media moeten zich bij de feiten houden' riep, hoezeer ik het hier mee eens kan zijn, toch ook zo mijn bedenken op. De journalist is geen historicus. Hij kan dus niet zijn feiten wetenschappelijk onderzoeken zoals een historicus dat kan. De journalist is ook geen wetenschapper, die alles aan een onderzoek kan onderwerpen. De journalist is ook geen jurist die onderzoekt wat naar in alle waarschijnlijkheid heeft plaatsgevonden. De journalist beschrijft wat er gebeurd. En uiteraard moet hij hier niet van alles bij bedenken, maar dat hij niet alles beschrijft wat er gebeurd is erg voor de hand liggend. Hij kan niet alles waarnemen en hij kan niet alles wat hij waarneemt verslaan, hij maakt dus keuzes.
In de fenomenologie - een 'stroming' in de pedagogiek - wordt alleen beschreven wat er gebeurt en niet welke betekenis er aan gegeven wordt, noch de intentie die mogelijk zou kunnen meespelen. Zo schrijf je dus: een kind loopt van de glijbaan naar de schommel, en een toevoeging als 'hij had geen zin meer om te glijden', of 'omdat hij wilde schommelen' worden dus weg gelaten. Journalistiek zou dan een hoog fenomenologisch gehalte moeten hebben; dus het vliegtuig stort neer, eventueel met bijvoeging van de plaats en de hoogte vanwaar het vliegtuig gevallen is. En zonder oorzaken of doelen die we op dat moment niet kunnen kennen, zoals door gebrek aan brandstof, als je dat niet hebt kunnen controleren/vaststellen. En zeker zonder de mogelijke intenties of (on)bekwaamheden van de piloot te vermelden.
Maar waarom dan Aristoteles? In de retorica van Aristoteles wordt het fenomeen tijd beschreven. Een jurist spreekt over het verleden. Een persoonlijke toespraak gaat vooral over het heden. En politiek spreekt over de toekomst.
De journalist spreekt over het heden, of toch op zijn minst over een zeer kort verleden, en daarmee doet hij aan waarheidsvinding. En niet aan het verslaan van waarheid. In zijn keuze om het ene wel te verslaan en het andere niet, of om het ene wel te publiceren en het andere niet, kiest hij niet alleen voor zijn lezer, maar ook voor de inhoud van de publieke discussie. Hij kiest wellicht positie en via de commentaren en kritieken ontstaat een publieke discussie waar een nieuwe werkelijkheid uit voortkomt. Eentje die op het moment van eerste publicatie niet te voorspellen is. En zo is hij onderdeel van het proces van waarheidsvinding.
Het kan dus heel goed mogelijk zijn dat in zes maanden tijd de sociale werkelijkheid zodanig verandert dat de feiten van zes maanden geleden niet meer de feiten van nu zijn. In hoeverre heeft een journalist dan fout bericht? Feitelijkheid lijkt dus niet een goed uitgangspunt voor een journalist, fenomenologie (de beschrijving van fenomenen) wellicht wel. En dan 'het liefst' die zaken die hem verwonderen, dus een stukje interesse in het fenomeen zonder zijn eigen wereldbeeld en dus oordeel en verwachtingen hieraan op te dringen.
De lezing over Media bracht bij mij Aristoteles in herinnering. En dan vooral ten aanzien van de betekenis van de feiten. De stelling 'de media moeten zich bij de feiten houden' riep, hoezeer ik het hier mee eens kan zijn, toch ook zo mijn bedenken op. De journalist is geen historicus. Hij kan dus niet zijn feiten wetenschappelijk onderzoeken zoals een historicus dat kan. De journalist is ook geen wetenschapper, die alles aan een onderzoek kan onderwerpen. De journalist is ook geen jurist die onderzoekt wat naar in alle waarschijnlijkheid heeft plaatsgevonden. De journalist beschrijft wat er gebeurd. En uiteraard moet hij hier niet van alles bij bedenken, maar dat hij niet alles beschrijft wat er gebeurd is erg voor de hand liggend. Hij kan niet alles waarnemen en hij kan niet alles wat hij waarneemt verslaan, hij maakt dus keuzes.
In de fenomenologie - een 'stroming' in de pedagogiek - wordt alleen beschreven wat er gebeurt en niet welke betekenis er aan gegeven wordt, noch de intentie die mogelijk zou kunnen meespelen. Zo schrijf je dus: een kind loopt van de glijbaan naar de schommel, en een toevoeging als 'hij had geen zin meer om te glijden', of 'omdat hij wilde schommelen' worden dus weg gelaten. Journalistiek zou dan een hoog fenomenologisch gehalte moeten hebben; dus het vliegtuig stort neer, eventueel met bijvoeging van de plaats en de hoogte vanwaar het vliegtuig gevallen is. En zonder oorzaken of doelen die we op dat moment niet kunnen kennen, zoals door gebrek aan brandstof, als je dat niet hebt kunnen controleren/vaststellen. En zeker zonder de mogelijke intenties of (on)bekwaamheden van de piloot te vermelden.
Maar waarom dan Aristoteles? In de retorica van Aristoteles wordt het fenomeen tijd beschreven. Een jurist spreekt over het verleden. Een persoonlijke toespraak gaat vooral over het heden. En politiek spreekt over de toekomst.
De journalist spreekt over het heden, of toch op zijn minst over een zeer kort verleden, en daarmee doet hij aan waarheidsvinding. En niet aan het verslaan van waarheid. In zijn keuze om het ene wel te verslaan en het andere niet, of om het ene wel te publiceren en het andere niet, kiest hij niet alleen voor zijn lezer, maar ook voor de inhoud van de publieke discussie. Hij kiest wellicht positie en via de commentaren en kritieken ontstaat een publieke discussie waar een nieuwe werkelijkheid uit voortkomt. Eentje die op het moment van eerste publicatie niet te voorspellen is. En zo is hij onderdeel van het proces van waarheidsvinding.
Het kan dus heel goed mogelijk zijn dat in zes maanden tijd de sociale werkelijkheid zodanig verandert dat de feiten van zes maanden geleden niet meer de feiten van nu zijn. In hoeverre heeft een journalist dan fout bericht? Feitelijkheid lijkt dus niet een goed uitgangspunt voor een journalist, fenomenologie (de beschrijving van fenomenen) wellicht wel. En dan 'het liefst' die zaken die hem verwonderen, dus een stukje interesse in het fenomeen zonder zijn eigen wereldbeeld en dus oordeel en verwachtingen hieraan op te dringen.