Een vooroordeel ter discussie
”Er is een bijna indiaanse, voor het indiaans bloed kenmerkende wildheid in de manier waarop de Amerikanen naar goud zoeken: en hun ademloze haast in de arbeid - de eigenlijke ondeugd van de nieuwe wereld - begint het oude Europa nu ook al aan te steken en wild te maken, en er een zeer wonderlijke geestloosheid te verspreiden. Tegenwoordig schaamt men zich al voor zijn rust; lange overpeinzingen bezorgen iemand bijna gewetenswroeging. Men denkt met het horloge in de hand, zoals men het middageten gebruikt met het oog gericht op het beursblad, - men leeft als iemand die voortduren ‘ergens te laat kan komen’. ‘Liever iets willekeurigs doen dan helemaal niets’ - ook deze grondstelling is een snoer om alle beschavingen en alle hogere smaak de das mee om te doen. En als alle vormen zichtbaar ten gronde gaan aan deze haast van de arbeidzamen: zo gaat ook het vormbesef zelf, het oor en oog van de melodie van de bewegingen te grond. Het bewijs hiervoor is te vinden in de thans allerwegen vereiste plompe duidelijkheid, in al die situaties waarin de mens eerlijk tegen de ander wil zijn, in de omgang met vrienden, vrouwen, verwanten, kinderen, leraren, leerlingen, aanvoerders en vorsten, - men heeft geen tijd en geen energie meer voor de ceremonies, voor beleefdheid met omwegen, voor alle esprit van de conversatie en, kortom, voor alle otium. Want het leven op jacht naar gewin dwingt je er constant toe, je geest volkomen uit te putten, door je voortdurend anders voor te doen dan je bent, voortdurend iemand te slim af of vóór te zijn: de eigenlijke deugd is tegenwoordig iets in minder tijd te doen dan iemand anders. En zo zijn er slechts zelden uren van geoorloofde oprechtheid: maar dan ben je moe en wil je je niet alleen ‘laten gaan’, maar je ook lang en breed en log uitstrekken. Overeenkomstig deze drang schrijft men vandaag de dag zijn brieven; stijl en geest daarvan zullen altijd hun eigenlijke ‘tekens des tijds’ zijn. Bestaat er nog genoegen aan gezelschap en aan de kunsten, dan is dat een genoegen aan zoals moegewerkte slaven zich bereiden. O, deze soberheid in ‘plezier’ bij onze ontwikkelden en onontwikkelden! O, deze toenemende verachtmaking van alle plezier! De arbeid krijgt steeds meer alle goede geweten aan zijn kant: de neiging tot plezier noemt zicht nu al ‘behoefte aan ontspanning’ en begint zich voor zichzelf te schamen. ‘Je bent het aan je gezondheid verplicht’ - zo praten de mensen, wanneer ze op een wandeling betrapt worden. Ja, het zou binnenkort wel eens zo ver kunnen komen dat men niet zonder zelfverachting en een kwaad geweten toegeeft aan de neiging tot zijn vita contemplativa (dat wil zeggen tot wandelingen met gedachten en vrienden). - Nu! Vroeger was het andersom: de arbeid ging gepaard met een slecht geweten. Een mens van goede afkomst verborg zijn arbeid, als de nood hem dwong te arbeiden. De slaaf arbeidde onder de druk van het gevoel dat hij iets verachtelijks deed: - het ‘doen’ zelf was al iets verachtelijks. ‘Voornaamheid en eer zijn alleen te vinden in otium en bellum’: zo klonk de stem van het antieke vooroordeel!
Overschatting van de macht
"De mythische overschatting van de macht: de bevoegde overheid is nooit machteloos."
En dit is niet een overschatting van de overheid ten aanzien van zichzelf, maar dit is een overschatting door de burgers die door die overheid geleid worden. De burger verwacht dat de overheid nooit machteloos staat, nooit met stomheid geslagen is, en dus altijd weet hoe te handelen. Zeker wanneer die burgers zich machteloos en uit het veld geslagen voelt.
Niet handelen door de overheid is dan uitgesloten. De overheid weet dit en stelt een daad! Een willekeurige daad, waarvan de consequenties wellicht vervelender of slechter zijn dan dat waar ook zij in de basis machteloos - en dus dadenloos - tegenover staat.
De machteloze daad kenmerkt zich door niet na te denken over het 'wat' en het 'hoe' en daardoor komt het resultaat onder druk te staan. De resultaten zijn onvoorspelbaar, omdat niet over de resultaten is nagedacht. We schrikken van de bijeffecten, maar kunnen deze niet meer terugdraaien. Waardoor we niet alleen machteloos staat ten opzichte van het gebeuren, maar ook ten opzichte van de daad die gesteld is.