Kritiek, zoek en wellicht vind je iets dat op waar lijkt.

“Ik kan heel goed tegen kritiek, mits die maar opbouwend is”, “heerlijk is dat, kritische mensen in de organisatie, daar kun je met z’n allen alleen maar beter van worden”, “zelfkritiek is zeer waardevol”. Het lijkt erop dat we doorgaans - voor het oog van de goegemeente - zeer gelukkig zijn met kritiek. Vooral met het krijgen ervan. Toch valt het geven van kritiek niet altijd mee. Het is niet eenvoudig om tegen de ander te zeggen dat je niet gelukkig bent met zijn manier van doen. Kritiek uiten op een organisatie(onderdeel) is niet zo moeilijk, maar de betrokken personen persoonlijk aanspreken is al vaak wat lastiger. Het is heel wat eenvoudiger om dit tegen iemand anders te zeggen dan tegen de persoon waar het betrekking op heeft, bijvoorbeeld staande bij het koffiezetapparaat. Echt wonderlijk is dat niet, omdat de ontvanger de - al dan niet persoonlijke - kritiek vaak beantwoordt met een verdediging. Een actie die overduidelijk duidt op een gevoelde aanval, en dat was nu juist niet de bedoeling: de ander aan te valen. De wens is bij te dragen aan een verbetering. De intentie van kritiek is niet altijd de aanval. De intentie van kritiek is ook niet altijd verbetering.

Er is zelfs een vorm van kritiek die helemaal niet gericht is op verbetering, sterker nog, de criticus wordt alleen maar ongelukkiger als je realiseert wat hij verkondigt. Deze kritiek vindt zijn grond in onmacht en haat, ze wordt gevoed door ressentiment. Ze is een manier van het uiten van ongenoegen zonder dat het ongenoegen daarmee afneemt. Kritiek op grond van ressentiment kan zeer zorgvuldig opgebouwd zijn, voorzien van (ogenschijnlijke) waarden en mooi geformuleerde doelen. Dit is echter louter vorm, ze zijn illusionair en dienen louter het uiten van de eigen frustratie. Deze frustratie, onvrede en haat zit zo diep verankert dat ze niet meer los te wrikken zijn. Het gevoel van onmacht plaatst de persoon in zo’n onderdanige positie dat hij alleen maar kan incasseren en een eigen wereld kan bouwen ter bescherming. De criticus leeft in een illusionaire wereld, met eigen waarden en een eigen zienswijze op dat wat goed en niet goed gaat. Zijn kritiek (en zijn eigen zijn) is daarmee waardeloos voor het verbeteren van een organisatie of het menselijk gedrag. Hij staat deze verbetering namelijk helemaal niet voor.

Het werkt dus ook niet om deze criticus macht te geven, zijn angst voor de macht is groter dan de wens zijn wereld te veranderen en te verbeteren. Je loopt zelfs het risico dat hij meer en meer kritiek gaat geven, waarna er niets meer overeind kan blijven staan. Overigens is deze vernietiging niet persé de intentie van de criticus - er zijn wel mensen die dusdanig onder hun ressentiment leiden dat ze willekeurig van alles in hun omgeving vernietigingen, maar hierover wil ik het hier en nu niet hebben -. De persoon die zijn ressentimentskritiek uit heeft maar één doel: zijn gevoelens van haat kwijtraken. De weg die hij hiertoe bewandelt is echter onbruikbaar. Maar door zijn gevoel van onmacht, ziet hij geen andere manier.

Wil kritiek waarde kunnen hebben, moet ze komen van een persoon die - ongeacht zijn eigen vermogens - weet wat waardevol is. Zo kijkend naar kritiek en waarden, lijkt Spinoza niet de meest voor de hand liggende leidraad. Hij vond namelijk dát waardevol wat begeerlijk is. Maar ja, als ik dat wat ik niet kan realiseren dan ook maar niet meer waardevol vind, dan worden de waarden afhankelijk van mijn realisatie-vermogen. En de vraag is of ik niet zou moeten begeren wat waardevol is om zichzelf. Dit is even een lastig stukje. Laat ik proberen dit met een voorbeeld toe te lichten. Stel het is waardevol om gezond te leven; niet te zwaar te zijn, voldoende lichaamsbeweging te hebben, gezond te eten, etc. Stel nu dat het mij niet lukt om dit voor elkaar te krijgen. Het eten is te lekker, de drank vloeit rijkelijk, lichaamsbeweging ga ik liever uit de weg omdat het zo vermoeiend is, etc. dan kan mijn frustratie die ontstaat doordat het mij maar niet lukt om gezond te leven (mijn gevoel van onmacht) ertoe leiden dat ik een gezonde levensstijl niet meer als waardevol beschouw. Hiervoor in de plaatst komt dan een fijn leven, met lekker eten waarbij de gezonde aspecten van het drinken van alcohol zwaar wegen. Datgene wat ik kan realiseren wordt waardevol. Ik begeer dan niet meer iets wat goed is om zichzelf, maar datgene wat mij goed uit komt wordt begerenswaardig en zo waardevol.

Een ware criticus geeft zijn kritiek vanuit waarden die om zichzelf waardevol zijn, die los staan van zijn eigen kunde, mogelijkheden en begeerten. Deze criticus kan dus iets nastrevenswaardig vinden wat hij niet zelf kan realiseren. Ook deze persoon kan falen in zijn gezonde levensstijl, hij vervangt deze dan niet, maar accepteert dat het hem niet lukt dit te realiseren.

Het lastige van dit stukje is dat dit lijkt te veronderstellen dat er waarden zijn die waardevol zijn om zichzelf, en dat iedere mens hier eigenlijk hetzelfde over zou (moeten) denken. Dat er hoogstens dwalende zijn, die zo vol teleurstellingen, of zelfs wrok en haat zitten, dat ze niet meer helder naar de wereld kunnen kijken en hun eigen illusionaire wereld bouwen, die gewaardeerd wordt op hun eigen kunnen en niet op iets dat algemeen goed is. De geldende norm bij een discussie over waarden is de dialoog. In een gesprek kunnen mensen hun persoonlijke waarden benoemen en deze naast de waarden van anderen plaatsen en al die waarden dienen gelijkelijk gewaardeerd te worden (ook al zie je het zelf anders). Ik vraag me nu af of deze waarde voort komt uit het feit dat we niet met kritiek op onze waarden kunnen omgaan en/of ons onvermogen om onze eigen waarden kritisch te beschouwen. Of komt dit voort uit het feit dat we niet kunnen waarderen wat wat waardevol is, en dat we daarom de discussie hierover maar uit de weg gaan. In beide gevallen is ons eigen onvermogen (onmacht) de leidraad om het kritisch nadenken over waarden uit de weg te gaan. Wat is leidend? Ons kunnen of het goede?

Toch is het heel normaal dat we onze waarden vergelijken met de waarden van een ander; alleen de snob en mens gevuld met ressentiment lijken deze vergelijking uit de weg te gaan. Hoe vaak bevraag je niet de waarden van een ander terwijl je ze aanschouwd in het gedrag wat de ander tentoonspreid? Hoe vaak vraag je je af ‘zou ik dat ook zo doen’? En soms bedenk je je zelfs ‘ik begrijp niet wat hij aan het doen is, dat kan toch nooit goed zijn’. In gedachten vergelijken we constant waarden en we bevragen wat de ander doet, zowel met het gewenste resultaat voor ogen, als in het licht van waarden. Wanneer gaat kritiek in gedachten over op kritieik op het functioneren van een ander of het functioneren van een bedrijf(s)onderdeel en wanneer gaat dat weer over op kritiek op doelen en waarden? Is het woordje ‘waar’ in waarden en waardevol afkomst van waarheid, dat wat waar is, of van dat wat vervangbaar is, zoals de waren op de markt. Is kritiek gericht op het vervangen van de waren of gericht op het zoeken naar het ware?

We plaatsen cookies, zo min mogelijk en altijd anoniem.