December: oud en nieuw handelen
10 12 06 23:10
Vergissen is belangrijker dan weten hoe je goed handelt.
William van Baskerville zoekt in De naam van de Roos naar de ware toedracht van de gebeurtenissen. In zijn analyse stelt hij dat hij de waarheid (nog) niet kent, dat hij die überhaupt niet kent, maar dat hij erg gelukkig is met het feit dat hij wel zijn vergissingen kent. De zoektocht naar de waarheid - of de juiste handeling - is een heel oude zoektocht. Het is een zoektocht naar zekerheid. De makkelijkste methode naar zekerheid, waarheid en juistheid is het maken van afspraken. Als iedereen het er over eens is dat iets juist is, dan is het zo, toch?
Zo kun je afspraken maken over de inhoud van het juiste gedrag. Dit leg je dan vast in wetten, regels, normeringen en/of procedures. Je kunt ook afspraken maken over de weg waarlangs je tot het juiste komt. Een veel gehanteerde weg is de de rationele gedachtengang. Wanneer je via rationele - logische - weg tot een beslissing komt dan is de daaruit volgende handeling juist. Een andere methode is de overeenstemming. Hierbij geldt niet zozeer de waarheid of de methode, maar het is alleen van belang dat iedereen - of de meerderheid - het met elkaar eens is. Een methode die aanzienlijk makkelijker is dan de rationele methode aangezien het maar weinigen gegeven is om zuiver te redeneren.
In al deze ‘methoden’ is de juistheid van een handeling af te leiden uit een gemaakte afspraak. Helaas rusten afspraken op gebeurtenissen en resultaten uit het verleden. Bestaande afspraken gaan altijd over bestaande zaken en wat in deze gevallen goed dan wel fout was. Maar wat nu met nieuwe zaken? Wat nu met gebeurtenissen die we nog niet kennen omdat ze nog moeten gebeuren? Wat kunnen we met onze bestaande afspraken in de toekomst? Moeten we dan eerst afspraken maken voordat we überhaupt kunnen beginnen met handelen?
Wat als onze oude afspraken geen antwoord weten? Hoe creëren we binnen onze bestaande afspraken ruimte voor nieuwe situaties waarop onze bestaande afspraken niet passen? Hoe zorgen we voor zekerheid?
Gek genoeg ligt het antwoord in datgene waar we uit angst vandaan vluchten. Langs alle kanten proberen we het niet-goed-handelen uit te bannen. Iedere vergissing toont ons wat niet werkt en zorgt daarmee voor nieuwe input voor nieuwe afspraken. Iedere vergissing creëert bovendien een onverwachte en nieuwe wereld. In onze angst voor niet-goed-handelen verdwijnt de waardering voor de vergissing. Met het uitbannen van het foute handelen verdwijnt de vernieuwing en daarmee de nieuwe wereld. Vergissen vraagt om (op)nieuw handelen. Louter handelen op basis van bestaande afspraken - zonder ruimte voor vergissingen - is niet meer dan oud handelen. Het herhalen van zetten. Op basis van dit oud handelen creëren we alleen vandaag. Vergissingen - nieuw handelen - maken morgen en dus iets nieuws mogelijk.
Wij wensen je veel vergissingen, fijne kerstdagen en een echt nieuw jaar toe!
* De stelling van de maand dient als discussiestuk en verkondigt waarheid noch persoonlijke mening van de auteur. In de stelling wordt gebruik gemaakt van het eclectisme. Dit is een door Jacomijn Hendrickx geïntroduceerde vorm van filosofie waarbij gesnoept kan worden van de ideeën van verschillende filosofen waarbij deze samen gevoegd kunnen worden op een wijze die de denker zelf bevalt waarin geen recht meer gedaan hoeft te worden aan de originele idee. Dit alles heeft tot doelstelling om het denken te scherpen, nieuwe perspectieven te creëren en discussies aan te zwengelen.
William van Baskerville zoekt in De naam van de Roos naar de ware toedracht van de gebeurtenissen. In zijn analyse stelt hij dat hij de waarheid (nog) niet kent, dat hij die überhaupt niet kent, maar dat hij erg gelukkig is met het feit dat hij wel zijn vergissingen kent. De zoektocht naar de waarheid - of de juiste handeling - is een heel oude zoektocht. Het is een zoektocht naar zekerheid. De makkelijkste methode naar zekerheid, waarheid en juistheid is het maken van afspraken. Als iedereen het er over eens is dat iets juist is, dan is het zo, toch?
Zo kun je afspraken maken over de inhoud van het juiste gedrag. Dit leg je dan vast in wetten, regels, normeringen en/of procedures. Je kunt ook afspraken maken over de weg waarlangs je tot het juiste komt. Een veel gehanteerde weg is de de rationele gedachtengang. Wanneer je via rationele - logische - weg tot een beslissing komt dan is de daaruit volgende handeling juist. Een andere methode is de overeenstemming. Hierbij geldt niet zozeer de waarheid of de methode, maar het is alleen van belang dat iedereen - of de meerderheid - het met elkaar eens is. Een methode die aanzienlijk makkelijker is dan de rationele methode aangezien het maar weinigen gegeven is om zuiver te redeneren.
In al deze ‘methoden’ is de juistheid van een handeling af te leiden uit een gemaakte afspraak. Helaas rusten afspraken op gebeurtenissen en resultaten uit het verleden. Bestaande afspraken gaan altijd over bestaande zaken en wat in deze gevallen goed dan wel fout was. Maar wat nu met nieuwe zaken? Wat nu met gebeurtenissen die we nog niet kennen omdat ze nog moeten gebeuren? Wat kunnen we met onze bestaande afspraken in de toekomst? Moeten we dan eerst afspraken maken voordat we überhaupt kunnen beginnen met handelen?
Wat als onze oude afspraken geen antwoord weten? Hoe creëren we binnen onze bestaande afspraken ruimte voor nieuwe situaties waarop onze bestaande afspraken niet passen? Hoe zorgen we voor zekerheid?
Gek genoeg ligt het antwoord in datgene waar we uit angst vandaan vluchten. Langs alle kanten proberen we het niet-goed-handelen uit te bannen. Iedere vergissing toont ons wat niet werkt en zorgt daarmee voor nieuwe input voor nieuwe afspraken. Iedere vergissing creëert bovendien een onverwachte en nieuwe wereld. In onze angst voor niet-goed-handelen verdwijnt de waardering voor de vergissing. Met het uitbannen van het foute handelen verdwijnt de vernieuwing en daarmee de nieuwe wereld. Vergissen vraagt om (op)nieuw handelen. Louter handelen op basis van bestaande afspraken - zonder ruimte voor vergissingen - is niet meer dan oud handelen. Het herhalen van zetten. Op basis van dit oud handelen creëren we alleen vandaag. Vergissingen - nieuw handelen - maken morgen en dus iets nieuws mogelijk.
Wij wensen je veel vergissingen, fijne kerstdagen en een echt nieuw jaar toe!
* De stelling van de maand dient als discussiestuk en verkondigt waarheid noch persoonlijke mening van de auteur. In de stelling wordt gebruik gemaakt van het eclectisme. Dit is een door Jacomijn Hendrickx geïntroduceerde vorm van filosofie waarbij gesnoept kan worden van de ideeën van verschillende filosofen waarbij deze samen gevoegd kunnen worden op een wijze die de denker zelf bevalt waarin geen recht meer gedaan hoeft te worden aan de originele idee. Dit alles heeft tot doelstelling om het denken te scherpen, nieuwe perspectieven te creëren en discussies aan te zwengelen.
November: waarheid en geloof
10 11 06 11:18
Democratie is waar omdat we het geloven.
Het lijkt erop dat deze stelling, met een blik op de verkiezingen, over democratie gaat. Dit is maar schijn! Deze stelling zal laten zien hoe we door een woord - dat lekker klinkt - worden verleid. En uiteraard is dan de vraag: ‘wie verleidt nu wie?’ of is het toch: ‘wie misleidt nu wie?’
Om te beginnen stel ik voor dat je je even laat verleiden door de prachtige beelden die horen bij het woord democratie: vrijheid, gelijkwaardigheid, zeggenschap, stabiliteit, etc. Van dit rijtje, waar je zelf vast nog wat heerlijke beelden aan toe kunt voegen, is waarschijnlijk de eerste het belangrijkste. Ze zijn bijna synoniem, zeker wanneer ze in de politiek worden gebruikt.
Laten we die illusie van de vrijheid maar meteen opheffen: in iedere staatsvorm verlies je je vrijheid! Omdat je altijd onderworpen bent aan de wetten en regels van het land. Waarbij menig instituut of instelling je ook nog onbekwaam verklaart. Pas als je een diploma of bewijs van bekwaamheid hebt dan kun je iets. Alleen is iedereen - per definitie - bekwaam genoeg om belasting te betalen. Let op: hier beschik je dus niet meer over je eigen geld. Locke: Staatsburgerschap is een positieve verbintenis van een individu met een staat, waarin het individu zijn vrijheid en gelijkheid opgeeft voor veiligheid, bescherming en zekerheid. Einde van de illusie over vrijheid en gelijkheid - of zo je wil: gelijkwaardigheid -.
Oké, wat betreft die zeggenschap. Laten we even bij Locke blijven, een democratie neemt beslissingen bij meerderheid van stemmen én op rationele gronden. Dus iedereen moet rationeel - logisch - kunnen denken en bij iedere beslissing moet iedereen zijn stem uitbrengen. Nu ga hier maar aan staan. Vanwege deze praktische belemmering komt Rousseau tot de conclusie dat alleen kleine gemeenschappen een echte democratie kunnen zijn. Niet zozeer omdat het dan praktisch haalbaar is om regelmatig te stemmen, maar vooral ook omdat het dan haalbaar is om een open debat te voeren. Anders wordt democratie al snel demagogie - volksmennerij -.
In een complexe samenleving die bovendien uit veel mensen bestaat heb je eigenlijk geen andere keuze om de beslissingen - die over iedereen gaan - door een stel ‘wijzen’ te laten nemen. Dit had Plato ook al zo bedacht. Hoe je aan die wijzen komt, door verkiezing, selectie, of overerving, dat maakt niet uit. Maar dit kan nooit een democratie zijn, omdat niet iedereen meer door iedereen vertegenwoordigd wordt, maar een kleine groep vertegenwoordigt een grote groep. Dit heet: oligarchie!
Heb je dan nog wel zeggenschap, als je niet tot het selecte gezelschap wijzen behoort? En als je niet wijs genoeg bent om belangrijke beslissingen te nemen die over jezelf gaan, hoe wijs ben je dan?
Oké, maar ze - die wijzen - behartigen toch mijn belangen!? Ja, daar vertrouw je op! Maar als je echte belangenbehartiging wil hebben, dan moet je politiek niet baseren op idealen en ideologieën, want dan handel je op basis van het principe “zo zou het moeten zijn, maar op belangen, wat het “zo is het is” als uitgangspunt heeft. Iedere belanghebbende groep zendt zijn vertegenwoordigers naar een gemeenschappelijk overleg en dit overleg neemt de beslissingen. Dit is volgens Machiavelli de meest stabiele staatsvorm, stabieler dan een democratie want deze glijdt af naar een anarchie. Als mensen zich niet meer herkennen in hun leiders - als ze zich niet gehoord voelen -, zullen ze zich hier hoe langer hoe minder van aan trekken. Daar gaat je stabiliteit.
Heel die mooie droom is binnen één A4-tje aan diggelen! We verleiden mensen met democratie, maar ze krijgen een oligarchie waarin ze niets te zeggen hebben. We houden ze dom, door ze eenzijdig voor te lichten. En we vragen om vertrouwen terwijl we sturen op idealen. Hoe zit het ook al weer met sinterklaas? Als iedereen gelooft, dan is het waar! Dus als de betekenis van een woord gelijk blijft en de praktijk verandert en iedereen gelooft de betekenis, dan is het waar! Lang leven de democratie!
Het lijkt erop dat deze stelling, met een blik op de verkiezingen, over democratie gaat. Dit is maar schijn! Deze stelling zal laten zien hoe we door een woord - dat lekker klinkt - worden verleid. En uiteraard is dan de vraag: ‘wie verleidt nu wie?’ of is het toch: ‘wie misleidt nu wie?’
Om te beginnen stel ik voor dat je je even laat verleiden door de prachtige beelden die horen bij het woord democratie: vrijheid, gelijkwaardigheid, zeggenschap, stabiliteit, etc. Van dit rijtje, waar je zelf vast nog wat heerlijke beelden aan toe kunt voegen, is waarschijnlijk de eerste het belangrijkste. Ze zijn bijna synoniem, zeker wanneer ze in de politiek worden gebruikt.
Laten we die illusie van de vrijheid maar meteen opheffen: in iedere staatsvorm verlies je je vrijheid! Omdat je altijd onderworpen bent aan de wetten en regels van het land. Waarbij menig instituut of instelling je ook nog onbekwaam verklaart. Pas als je een diploma of bewijs van bekwaamheid hebt dan kun je iets. Alleen is iedereen - per definitie - bekwaam genoeg om belasting te betalen. Let op: hier beschik je dus niet meer over je eigen geld. Locke: Staatsburgerschap is een positieve verbintenis van een individu met een staat, waarin het individu zijn vrijheid en gelijkheid opgeeft voor veiligheid, bescherming en zekerheid. Einde van de illusie over vrijheid en gelijkheid - of zo je wil: gelijkwaardigheid -.
Oké, wat betreft die zeggenschap. Laten we even bij Locke blijven, een democratie neemt beslissingen bij meerderheid van stemmen én op rationele gronden. Dus iedereen moet rationeel - logisch - kunnen denken en bij iedere beslissing moet iedereen zijn stem uitbrengen. Nu ga hier maar aan staan. Vanwege deze praktische belemmering komt Rousseau tot de conclusie dat alleen kleine gemeenschappen een echte democratie kunnen zijn. Niet zozeer omdat het dan praktisch haalbaar is om regelmatig te stemmen, maar vooral ook omdat het dan haalbaar is om een open debat te voeren. Anders wordt democratie al snel demagogie - volksmennerij -.
In een complexe samenleving die bovendien uit veel mensen bestaat heb je eigenlijk geen andere keuze om de beslissingen - die over iedereen gaan - door een stel ‘wijzen’ te laten nemen. Dit had Plato ook al zo bedacht. Hoe je aan die wijzen komt, door verkiezing, selectie, of overerving, dat maakt niet uit. Maar dit kan nooit een democratie zijn, omdat niet iedereen meer door iedereen vertegenwoordigd wordt, maar een kleine groep vertegenwoordigt een grote groep. Dit heet: oligarchie!
Heb je dan nog wel zeggenschap, als je niet tot het selecte gezelschap wijzen behoort? En als je niet wijs genoeg bent om belangrijke beslissingen te nemen die over jezelf gaan, hoe wijs ben je dan?
Oké, maar ze - die wijzen - behartigen toch mijn belangen!? Ja, daar vertrouw je op! Maar als je echte belangenbehartiging wil hebben, dan moet je politiek niet baseren op idealen en ideologieën, want dan handel je op basis van het principe “zo zou het moeten zijn, maar op belangen, wat het “zo is het is” als uitgangspunt heeft. Iedere belanghebbende groep zendt zijn vertegenwoordigers naar een gemeenschappelijk overleg en dit overleg neemt de beslissingen. Dit is volgens Machiavelli de meest stabiele staatsvorm, stabieler dan een democratie want deze glijdt af naar een anarchie. Als mensen zich niet meer herkennen in hun leiders - als ze zich niet gehoord voelen -, zullen ze zich hier hoe langer hoe minder van aan trekken. Daar gaat je stabiliteit.
Heel die mooie droom is binnen één A4-tje aan diggelen! We verleiden mensen met democratie, maar ze krijgen een oligarchie waarin ze niets te zeggen hebben. We houden ze dom, door ze eenzijdig voor te lichten. En we vragen om vertrouwen terwijl we sturen op idealen. Hoe zit het ook al weer met sinterklaas? Als iedereen gelooft, dan is het waar! Dus als de betekenis van een woord gelijk blijft en de praktijk verandert en iedereen gelooft de betekenis, dan is het waar! Lang leven de democratie!
Oktober: waardering toont de meerwaarde
10 10 06 13:36
Juist handelen wordt gewaardeerd op menselijke waarden, waarbij de ene mens meer waard is dan de ander.
Heel de dag zijn we bezig met het waarderen, beoordelen en veroordelen van gebeurtenissen, van gedrag en van mensen. Maar hoe weet je nu of iemand juist, goed of conform afspraak handelt? Locke heeft een mooi kader geformuleerd op basis waarvan je iets kunt waarderen. Hij noemt dat kwaliteiten. Als eerste onderscheidt hij de activiteit an sich, zoals deze verschijnt (primaire kwaliteit). Vervolgens kun je (en ieder ander) een betekenis geven aan de activiteit (secundaire kwaliteit). En tot slot heeft de activiteit consequenties voor de omgeving (de tertiaire kwaliteit).
De constatering van Erasmus ‘het kwaad verschuilt zich veilig in de nabijheid van het goede’ toont dat er twee vormen van betekenis geven zijn (secundaire kwaliteit), namelijk dat wat je denkt en dat wat je communiceert. Hoewel Erasmus het verwerpelijk vindt dat het kwaad onderdak vindt bij het goede, toont Machiavelli dat dit op lange termijn heel goed kan werken. Overigens toont dit wel dat het moeilijk is om te bepalen wat juist is.
Maar weer even terug. We hebben nu vier uitgangspunten op basis waarvan we een willekeurig iets kunnen waarderen: 1. de activiteit als zodanig, 2. de betekenis die de betrokkenen er via hun communicatie aan geven, 3. de persoonlijke betekenis die de betrokkenen erbij denken, en 4. de gevolgen van de activiteit of gebeurtenis.
Zowel Spinoza als Locke onderkennen dat we het denken (het persoonlijk betekenis geven) van de ander niet kunnen dwingen. De vrijheid van spreken kun je - praktisch gezien - iemand ontnemen, de vrijheid van denken niet. Bovendien kan ieder ook nog eens zijn eigen denken afschermen door anders te spreken. De betekenis die iemand aan een activiteit geeft kan derhalve moeilijk als uitgangspunt dienen om een gebeurtenis te waarderen. Het is wel mogelijk tot een persoonlijke waardering te komen maar niet tot een algemeen geldende.
Ander bijkomend probleem hierbij is, wanneer strijdende betekenissen zich voordoen, welke van deze betekenissen is meer waar. Wetenschappelijke waarheden zijn nog wel te volgen, maar ideologische? Lastig is dat dit tot absoluut cultuurrelativisme leidt: iedereen mag vinden wat hij wil en het is onmogelijk om vast te stellen wat meer waar is.
En dan nu de activiteit of gebeurtenis zelf. Deze is betekenisloos. De enige houvast die we dus nog hebben zijn de gevolgen en de consequenties (de tertiaire kwaliteit). Geen handeling kan volgens Dewey gezien worden zonder zijn gevolgen. Veel consequenties zijn makkelijk als verwerpelijk te waarderen, zoals het ontnemen van andermans eigendom, leven of gezondheid. Maar wat nu als er sprake is van belasting, oorlog of het verkopen van ongezond eten? Dan is het wederom de betekenis die we eraan geven (let wel: ook regels en wetten zijn niet meer dan afgesproken betekenissen) die bepaalt wat waardevol is en wat niet. En wie bepaalt dan welke gevolgen meer wenselijk (te waarderen) zijn en welke niet? Het zijn allemaal menselijke waarderingen (waarden). Kennelijk heeft de ene mens (groep mensen) meer te zeggen dan de andere mens (groep mensen), omdat we wel degelijk tot een algemeen geldende waardering komen. In een hiërarchische relatie is dat niet zo’n probleem, maar wat nu als iedereen gelijkwaardig moet zijn? Wie is dan meer gelijkwaardig dan de ander?
* De stelling van de maand dient als discussiestuk en verkondigt waarheid noch persoonlijke mening van de auteur. In de stelling wordt gebruik gemaakt van het eclectisme. Dit is een door Jacomijn Hendrickx geïntroduceerde vorm van filosofie waarbij gesnoept kan worden van de ideeën van verschillende filosofen waarbij deze samen gevoegd kunnen worden op een wijze die de denker zelf bevalt waarin geen recht meer gedaan hoeft te worden aan de originele idee. Dit alles heeft tot doelstelling om het denken te scherpen, nieuwe perspectieven te creëren en discussies aan te zwengelen.
Heel de dag zijn we bezig met het waarderen, beoordelen en veroordelen van gebeurtenissen, van gedrag en van mensen. Maar hoe weet je nu of iemand juist, goed of conform afspraak handelt? Locke heeft een mooi kader geformuleerd op basis waarvan je iets kunt waarderen. Hij noemt dat kwaliteiten. Als eerste onderscheidt hij de activiteit an sich, zoals deze verschijnt (primaire kwaliteit). Vervolgens kun je (en ieder ander) een betekenis geven aan de activiteit (secundaire kwaliteit). En tot slot heeft de activiteit consequenties voor de omgeving (de tertiaire kwaliteit).
De constatering van Erasmus ‘het kwaad verschuilt zich veilig in de nabijheid van het goede’ toont dat er twee vormen van betekenis geven zijn (secundaire kwaliteit), namelijk dat wat je denkt en dat wat je communiceert. Hoewel Erasmus het verwerpelijk vindt dat het kwaad onderdak vindt bij het goede, toont Machiavelli dat dit op lange termijn heel goed kan werken. Overigens toont dit wel dat het moeilijk is om te bepalen wat juist is.
Maar weer even terug. We hebben nu vier uitgangspunten op basis waarvan we een willekeurig iets kunnen waarderen: 1. de activiteit als zodanig, 2. de betekenis die de betrokkenen er via hun communicatie aan geven, 3. de persoonlijke betekenis die de betrokkenen erbij denken, en 4. de gevolgen van de activiteit of gebeurtenis.
Zowel Spinoza als Locke onderkennen dat we het denken (het persoonlijk betekenis geven) van de ander niet kunnen dwingen. De vrijheid van spreken kun je - praktisch gezien - iemand ontnemen, de vrijheid van denken niet. Bovendien kan ieder ook nog eens zijn eigen denken afschermen door anders te spreken. De betekenis die iemand aan een activiteit geeft kan derhalve moeilijk als uitgangspunt dienen om een gebeurtenis te waarderen. Het is wel mogelijk tot een persoonlijke waardering te komen maar niet tot een algemeen geldende.
Ander bijkomend probleem hierbij is, wanneer strijdende betekenissen zich voordoen, welke van deze betekenissen is meer waar. Wetenschappelijke waarheden zijn nog wel te volgen, maar ideologische? Lastig is dat dit tot absoluut cultuurrelativisme leidt: iedereen mag vinden wat hij wil en het is onmogelijk om vast te stellen wat meer waar is.
En dan nu de activiteit of gebeurtenis zelf. Deze is betekenisloos. De enige houvast die we dus nog hebben zijn de gevolgen en de consequenties (de tertiaire kwaliteit). Geen handeling kan volgens Dewey gezien worden zonder zijn gevolgen. Veel consequenties zijn makkelijk als verwerpelijk te waarderen, zoals het ontnemen van andermans eigendom, leven of gezondheid. Maar wat nu als er sprake is van belasting, oorlog of het verkopen van ongezond eten? Dan is het wederom de betekenis die we eraan geven (let wel: ook regels en wetten zijn niet meer dan afgesproken betekenissen) die bepaalt wat waardevol is en wat niet. En wie bepaalt dan welke gevolgen meer wenselijk (te waarderen) zijn en welke niet? Het zijn allemaal menselijke waarderingen (waarden). Kennelijk heeft de ene mens (groep mensen) meer te zeggen dan de andere mens (groep mensen), omdat we wel degelijk tot een algemeen geldende waardering komen. In een hiërarchische relatie is dat niet zo’n probleem, maar wat nu als iedereen gelijkwaardig moet zijn? Wie is dan meer gelijkwaardig dan de ander?
* De stelling van de maand dient als discussiestuk en verkondigt waarheid noch persoonlijke mening van de auteur. In de stelling wordt gebruik gemaakt van het eclectisme. Dit is een door Jacomijn Hendrickx geïntroduceerde vorm van filosofie waarbij gesnoept kan worden van de ideeën van verschillende filosofen waarbij deze samen gevoegd kunnen worden op een wijze die de denker zelf bevalt waarin geen recht meer gedaan hoeft te worden aan de originele idee. Dit alles heeft tot doelstelling om het denken te scherpen, nieuwe perspectieven te creëren en discussies aan te zwengelen.
September: De wil is afhankelijk van geloof
10 09 06 16:25
De transformatie van wens naar wil naar handelen wordt veroorzaakt door geloof.
Aan de basis van deze stelling ligt het onderscheid tussen wens en wil, en tussen geloof en waarheid. De transformatie van wens naar wil kent geen relatie met de werkelijkheid. Maar laat ik het eerst even over het onderscheid tussen de wens en de wil hebben.
De wil onderscheidt zich van de wens doordat de wil direct aanzet tot handelen. Een wil stuurt een handeling richting het verlangen aan, een wens verwijst naar de latente aanwezigheid van het verlangen. Als ik schrijf dat ik de wens heb om de Scottish Fantasy van Bruch te kunnen spelen op mijn viool dan is dat een wens en ga ik daarmee over tot de orde van de dag. Wanneer ik echter stel dat ik de Scottish Fantasy van Bruch wil spelen dan stuurt deze wil mijn handelen aan om dit te realiseren. Oefening, les en vrije tijd staan geheel in het teken van te komen tot het spelen van de Scottish Fantasy.
Ieder mens leeft met vele verlangens (verzamelnaam voor willen en wensen). De overgang van een verlangen van wens naar wil ontstaat niet zomaar. Het verlangen om draagbare zonnepanelen te produceren voor draagbare apparatuur en deze te verkopen, wordt van een wens tot een wil, wanneer de ‘eigenaar’ er van overtuigd is dat de verkoop hiervan succesvol zal zijn.
Wat is deze overtuiging? Wat gebeurt er dat mijn wens tot verkopen verandert in een wil tot verkopen? Deze vraag is dezelfde vraag als de vraag naar de oorzaak of aanleiding van elk menselijk handelen. In de filosofie is op zeer diverse wijze antwoord gegeven op deze vraag. Het meest bekende antwoord is: een verandering in de realiteit (in de wereld) creëert nieuwe mogelijkheden waardoor mijn wens een wil kan worden. De wereld is dan een opzichzelfstaand iets en deze wereld kunnen we objectief (zo is het!) waarnemen. Een zinsnede die hierbij hoort is ‘meten is weten’ en de methode rust op de rationaliteit.
Op basis van diezelfde rationaliteit (voorzien van exacte logica) komt Spinoza tot de conclusie dat hij niet kan vertrouwen op zijn waarneming en alleen maar kan vertrouwen op zijn denken. De verandering in de wereld komt dan tot stand door een verandering (lees: verbetering) van het denken.
Nishida ziet de wereld als een afspiegeling van het eigen ‘denken’. Een mens kan alleen maar waarnemen wat ‘past’ in het eigen denken. De realiteit bestaat dan uit de betekenis die een mens geeft. Een verandering in de wereld kan dus niet, er is alleen maar een verandering in het geven van betekenissen.
Betekenis geven hangt al nauw samen met waardering en waardering met overtuiging, een overtuiging komt al heel dicht in de buurt van geloof. Dewey voegt daar nog graag aan toe dat ook rationaliteit een geloof is. Punt blijft wel, of we de wereld objectief kunnen kennen of dat de realiteit tot stand komt op basis van onze interpretatie en waardering. Laten we het antwoord op deze vraag - ongeacht de inhoud - maar even als geloof definiëren. De verandering van wens tot wil is dus altijd afhankelijk van het geloof.
* De stelling van de maand dient als discussiestuk en verkondigt waarheid noch persoonlijke mening van de auteur. In de stelling wordt gebruik gemaakt van het eclectisme. Dit is een door Jacomijn Hendrickx geïntroduceerde vorm van filosofie waarbij gesnoept kan worden van de ideeën van verschillende filosofen waarbij deze samen gevoegd kunnen worden op een wijze die de denker zelf bevalt waarin geen recht meer gedaan hoeft te worden aan de originele idee. Dit alles heeft tot doelstelling om het denken te scherpen, nieuwe perspectieven te creëren en discussies aan te zwengelen.
Aan de basis van deze stelling ligt het onderscheid tussen wens en wil, en tussen geloof en waarheid. De transformatie van wens naar wil kent geen relatie met de werkelijkheid. Maar laat ik het eerst even over het onderscheid tussen de wens en de wil hebben.
De wil onderscheidt zich van de wens doordat de wil direct aanzet tot handelen. Een wil stuurt een handeling richting het verlangen aan, een wens verwijst naar de latente aanwezigheid van het verlangen. Als ik schrijf dat ik de wens heb om de Scottish Fantasy van Bruch te kunnen spelen op mijn viool dan is dat een wens en ga ik daarmee over tot de orde van de dag. Wanneer ik echter stel dat ik de Scottish Fantasy van Bruch wil spelen dan stuurt deze wil mijn handelen aan om dit te realiseren. Oefening, les en vrije tijd staan geheel in het teken van te komen tot het spelen van de Scottish Fantasy.
Ieder mens leeft met vele verlangens (verzamelnaam voor willen en wensen). De overgang van een verlangen van wens naar wil ontstaat niet zomaar. Het verlangen om draagbare zonnepanelen te produceren voor draagbare apparatuur en deze te verkopen, wordt van een wens tot een wil, wanneer de ‘eigenaar’ er van overtuigd is dat de verkoop hiervan succesvol zal zijn.
Wat is deze overtuiging? Wat gebeurt er dat mijn wens tot verkopen verandert in een wil tot verkopen? Deze vraag is dezelfde vraag als de vraag naar de oorzaak of aanleiding van elk menselijk handelen. In de filosofie is op zeer diverse wijze antwoord gegeven op deze vraag. Het meest bekende antwoord is: een verandering in de realiteit (in de wereld) creëert nieuwe mogelijkheden waardoor mijn wens een wil kan worden. De wereld is dan een opzichzelfstaand iets en deze wereld kunnen we objectief (zo is het!) waarnemen. Een zinsnede die hierbij hoort is ‘meten is weten’ en de methode rust op de rationaliteit.
Op basis van diezelfde rationaliteit (voorzien van exacte logica) komt Spinoza tot de conclusie dat hij niet kan vertrouwen op zijn waarneming en alleen maar kan vertrouwen op zijn denken. De verandering in de wereld komt dan tot stand door een verandering (lees: verbetering) van het denken.
Nishida ziet de wereld als een afspiegeling van het eigen ‘denken’. Een mens kan alleen maar waarnemen wat ‘past’ in het eigen denken. De realiteit bestaat dan uit de betekenis die een mens geeft. Een verandering in de wereld kan dus niet, er is alleen maar een verandering in het geven van betekenissen.
Betekenis geven hangt al nauw samen met waardering en waardering met overtuiging, een overtuiging komt al heel dicht in de buurt van geloof. Dewey voegt daar nog graag aan toe dat ook rationaliteit een geloof is. Punt blijft wel, of we de wereld objectief kunnen kennen of dat de realiteit tot stand komt op basis van onze interpretatie en waardering. Laten we het antwoord op deze vraag - ongeacht de inhoud - maar even als geloof definiëren. De verandering van wens tot wil is dus altijd afhankelijk van het geloof.
* De stelling van de maand dient als discussiestuk en verkondigt waarheid noch persoonlijke mening van de auteur. In de stelling wordt gebruik gemaakt van het eclectisme. Dit is een door Jacomijn Hendrickx geïntroduceerde vorm van filosofie waarbij gesnoept kan worden van de ideeën van verschillende filosofen waarbij deze samen gevoegd kunnen worden op een wijze die de denker zelf bevalt waarin geen recht meer gedaan hoeft te worden aan de originele idee. Dit alles heeft tot doelstelling om het denken te scherpen, nieuwe perspectieven te creëren en discussies aan te zwengelen.
Augustus: Doe het zelf
10 08 06 11:50
De communicatiea is eenvoudigb te verbeterenc door gebruik te maken van beeld en geluidsopnamend en die veelvuldige af te spelenf. Helaasg heeft dit betrekking op het meedeel-aspecth. Voor het luister-aspecti van de communicatiej is het wenselijkk om specifiekel luistersessiesm in te plannenn.
Met een knipoog naar Umberto Eco hebben we deze maand een doe-het-zelf stelling/strategie/doelstelling/plan/aandachtspunt. - a.u.b. doorhalen wat niet van toepassing is -
Hieronder volgen wat verschillende mogelijkheden om de stelling naar eigen goeddunken aan te passen. Het kan zijn dat je zelf nog even de juiste vervoegingen en/of passende lidwoorden moet toevoegen, maar dat hoeft toch niet zo’n heel groot probleem te zijn.
a - verkoopstrategie, golfswing, medewerkers tevredenheid, verkoopresultaten, imagebuilding, muzikale vaardigheid, immigratie beleid, vrouwenparticipatie, kinderarbeid, kwaliteit
b - veelvuldig, dusdanig, aanzienlijk, nauwelijks, beperkt
c - verslechteren, verkopen, aankopen, verknoeien
d - potten blauwe verf, zoete broodjes, gedichten, kunst en vliegwerk, groenvoorzieningen, gadgets, opties, bonussen, oefening, gemotiveerd management
e - nauwelijks, met vaste regelmaat, onder de matras, met de kwast, goed, achter, proportioneel
f - (af) te schuiven, te beleggen, te bewerken, achter te stellen, te herhalen, om te toveren, het behang te plakken, te bestuderen
g - gelukkig, jammer genoeg, voor de time-being, wonderlijk genoeg, tot mijn grote vreugde, tot mijn grote verdriet, BTW, praktisch gezien
h - beloningsgedeelte, motivatie aspect, mededeelzaamheid, bedrijfsmatige gedeelte, praktisch haalbare, wenselijke, sociaal wenselijkheid, imagebuilding, propaganda, brutomarge, projectmatige aanpak, boekhoudkundige waarde
i - de motivering, het sociaal wenselijke, achterblijven, achterblijvende gedeelte verruiming, ophokken, muzikale gedeelte, kunstzinnig gehalte, toegevoegde waarde, beloning, blackbox gedachte, netto marge, sociale wenselijkheid
j - verkoopstrategie, golfswing, medewerkers tevredenheid, klant tevredenheid, verkoopresultaten, imagebuilding, muzikale vaardigheid, immigratie beleid, vrouwenparticipatie, kinderarbeid, schildervaardigheden, brutomarge, aandeelhouderswaarde
k - onwenselijk, eenvoudig, met moeite, dusdanig, noodzakelijk, onmiskenbaar, absoluut overbodig, achtenswaardig
l - bijzondere, algemene, hoognodige, eenvoudige, duidelijke, kleurrijke
m - verkoopplannen, marketingtraining, managementopleiding, jam-sessies, brainstorm-sessies, heide-sessies, beurspresentaties, onderzoeken, opschoningsacties, afstemmingsactiviteiten, knuffelsessies, boswandelingen, fiscale constructies
n - organiseren, uit te stellen, voor te blijven, achter te houden
* De stelling van de maand dient als discussiestuk en verkondigt waarheid noch persoonlijke mening van de auteur. In de stelling wordt gebruik gemaakt van het eclectisme. Dit is een door Jacomijn Hendrickx geïntroduceerde vorm van filosofie waarbij gesnoept kan worden van de ideeën van verschillende filosofen waarbij deze samen gevoegd kunnen worden op een wijze die de denker zelf bevalt waarin geen recht meer gedaan hoeft te worden aan de originele idee. Dit alles heeft tot doelstelling om het denken te scherpen, nieuwe perspectieven te creëren en discussies aan te zwengelen.
Met een knipoog naar Umberto Eco hebben we deze maand een doe-het-zelf stelling/strategie/doelstelling/plan/aandachtspunt. - a.u.b. doorhalen wat niet van toepassing is -
Hieronder volgen wat verschillende mogelijkheden om de stelling naar eigen goeddunken aan te passen. Het kan zijn dat je zelf nog even de juiste vervoegingen en/of passende lidwoorden moet toevoegen, maar dat hoeft toch niet zo’n heel groot probleem te zijn.
a - verkoopstrategie, golfswing, medewerkers tevredenheid, verkoopresultaten, imagebuilding, muzikale vaardigheid, immigratie beleid, vrouwenparticipatie, kinderarbeid, kwaliteit
b - veelvuldig, dusdanig, aanzienlijk, nauwelijks, beperkt
c - verslechteren, verkopen, aankopen, verknoeien
d - potten blauwe verf, zoete broodjes, gedichten, kunst en vliegwerk, groenvoorzieningen, gadgets, opties, bonussen, oefening, gemotiveerd management
e - nauwelijks, met vaste regelmaat, onder de matras, met de kwast, goed, achter, proportioneel
f - (af) te schuiven, te beleggen, te bewerken, achter te stellen, te herhalen, om te toveren, het behang te plakken, te bestuderen
g - gelukkig, jammer genoeg, voor de time-being, wonderlijk genoeg, tot mijn grote vreugde, tot mijn grote verdriet, BTW, praktisch gezien
h - beloningsgedeelte, motivatie aspect, mededeelzaamheid, bedrijfsmatige gedeelte, praktisch haalbare, wenselijke, sociaal wenselijkheid, imagebuilding, propaganda, brutomarge, projectmatige aanpak, boekhoudkundige waarde
i - de motivering, het sociaal wenselijke, achterblijven, achterblijvende gedeelte verruiming, ophokken, muzikale gedeelte, kunstzinnig gehalte, toegevoegde waarde, beloning, blackbox gedachte, netto marge, sociale wenselijkheid
j - verkoopstrategie, golfswing, medewerkers tevredenheid, klant tevredenheid, verkoopresultaten, imagebuilding, muzikale vaardigheid, immigratie beleid, vrouwenparticipatie, kinderarbeid, schildervaardigheden, brutomarge, aandeelhouderswaarde
k - onwenselijk, eenvoudig, met moeite, dusdanig, noodzakelijk, onmiskenbaar, absoluut overbodig, achtenswaardig
l - bijzondere, algemene, hoognodige, eenvoudige, duidelijke, kleurrijke
m - verkoopplannen, marketingtraining, managementopleiding, jam-sessies, brainstorm-sessies, heide-sessies, beurspresentaties, onderzoeken, opschoningsacties, afstemmingsactiviteiten, knuffelsessies, boswandelingen, fiscale constructies
n - organiseren, uit te stellen, voor te blijven, achter te houden
* De stelling van de maand dient als discussiestuk en verkondigt waarheid noch persoonlijke mening van de auteur. In de stelling wordt gebruik gemaakt van het eclectisme. Dit is een door Jacomijn Hendrickx geïntroduceerde vorm van filosofie waarbij gesnoept kan worden van de ideeën van verschillende filosofen waarbij deze samen gevoegd kunnen worden op een wijze die de denker zelf bevalt waarin geen recht meer gedaan hoeft te worden aan de originele idee. Dit alles heeft tot doelstelling om het denken te scherpen, nieuwe perspectieven te creëren en discussies aan te zwengelen.
Juli: Vertrouwen en organisaties
10 07 06 15:00
Vertrouwen in organisaties is niet te vertrouwen.
De relatie tussen macht en organisatie kent drie verschillende versies. De relatie volgens Foucault bestaat uit een disciplinerend systeem waarin een individu vooral economisch productief moet zijn en politiek geremd moet worden. De macht ligt verankerd in het systeem en komt in de organisatie van opleiding, taken en activiteiten tot uitdrukking. Machiavelli ziet de relatie tussen macht en organisatie als een afhankelijkheidsrelatie, waarbij de organisatie dienstbaar is aan de macht zodat de macht zich kan handhaven. Tot slot is er de relatie waarin de macht ondergeschikt is aan de organisatie. Een organisatie als machtig instituut heeft als doel zichzelf te handhaven waardoor het bestaan gegarandeerd blijft. Al deze relaties hebben rust en vrijheid tot gevolg.
Al deze drie systemen worden ondermijnt door vertrouwen. Geen van deze systemen is gebaad bij intermenselijke relaties die vorm krijgen op basis van betrouwbaarheid, waarheid en kwaliteit zonder dat er sprake is van onderzoek en controle.
Het disciplinerende machtssysteem rust op het organiseren van activiteiten en kennis zodanig dat de mens maar een zeer beperkte keuzemogelijkheid heeft om de inhoud van zijn activiteiten zelf te bepalen. Door vertrouwen te introduceren verdwijnt de disciplinerende werking en daarmee de productiviteit van het systeem. Hiermee verdwijnt bovendien de eigenwaarde van de mens omdat hij geen kapstokken meer heeft waar hij zijn activiteiten aan kan meten; hij weet niet meer wat hij waard is.
De relatie waarin de organisatie ten dienste staat aan de machtshandhaving van haar leiders en daardoor in rust en vrijheid leeft, wordt ondermijnt door vertrouwen omdat in het vertrouwen de machtsrelatie verschuift. Graag introduceer is even Sabine en Otto. Wanneer Sabine de macht heeft en dus de zeggenschap heeft over Otto dan is dit een duidelijke en stabiele relatie. Wanneer Sabine het vertrouwen geeft aan Otto, dan wordt ze afhankelijk van Otto en zijn functioneren. Otto bepaalt zelf de activiteit en de uitkomst en niet meer Sabine. Otto wordt hiermee de machtige. Vertrouwen past alleen wanneer overdracht van de macht noodzakelijk is maar dit zal altijd met onduidelijkheid en onrust gepaard gaan en dus met (een tijdelijke) verzwakking van de organisatie en de macht.
De derde relatie (macht staat ten dienste van de organisatie) is ook niet gebaat bij vertrouwen. De organisatie als geheel is immers zelf alleen maar een betrouwbare organisatie wanneer alles wat er gebeurt voorspelbaar en te verantwoorden is. Zelfstandig handelen op basis van vertrouwen zou kunnen leiden tot onvoorspelbaar gedrag (lees: activiteiten die anders zijn dan men gewend is). Andere activiteiten kunnen het voortbestaan van de organisatie ondermijnen.
Maar mist dit betoog niet iets? Al deze drie voorbeelden gaan uit van vertrouwen van de macht in de ondergeschikte (vertrouwen van boven naar beneden). Kan er dan geen sprake zijn van vertrouwen tussen ondergeschikten onderling of van vertrouwen van ondergeschikte naar machtige? Laat ik maar kort door de bocht gaan: het onderlinge vertrouwen wordt schadelijk wanneer mensen te vertrouwelijk worden met elkaar omdat dan de persoonlijke relatie belangrijker wordt dan de relatie met de organisatie. En het vertrouwen van ondergeschikte naar de macht maakt hoogstens de macht makkelijker maar dit verandert niets aan de organisatie als geheel.
* De stelling van de maand dient als discussiestuk en verkondigt waarheid noch persoonlijke mening van de auteur. In de stelling wordt gebruik gemaakt van het eclectisme. Dit is een door Jacomijn Hendrickx geïntroduceerde vorm van filosofie waarbij gesnoept kan worden van de ideeën van verschillende filosofen waarbij deze samen gevoegd kunnen worden op een wijze die de denker zelf bevalt waarin geen recht meer gedaan hoeft te worden aan de originele idee. Dit alles heeft tot doelstelling om het denken te scherpen, nieuwe perspectieven te creëren en discussies aan te zwengelen.
De relatie tussen macht en organisatie kent drie verschillende versies. De relatie volgens Foucault bestaat uit een disciplinerend systeem waarin een individu vooral economisch productief moet zijn en politiek geremd moet worden. De macht ligt verankerd in het systeem en komt in de organisatie van opleiding, taken en activiteiten tot uitdrukking. Machiavelli ziet de relatie tussen macht en organisatie als een afhankelijkheidsrelatie, waarbij de organisatie dienstbaar is aan de macht zodat de macht zich kan handhaven. Tot slot is er de relatie waarin de macht ondergeschikt is aan de organisatie. Een organisatie als machtig instituut heeft als doel zichzelf te handhaven waardoor het bestaan gegarandeerd blijft. Al deze relaties hebben rust en vrijheid tot gevolg.
Al deze drie systemen worden ondermijnt door vertrouwen. Geen van deze systemen is gebaad bij intermenselijke relaties die vorm krijgen op basis van betrouwbaarheid, waarheid en kwaliteit zonder dat er sprake is van onderzoek en controle.
Het disciplinerende machtssysteem rust op het organiseren van activiteiten en kennis zodanig dat de mens maar een zeer beperkte keuzemogelijkheid heeft om de inhoud van zijn activiteiten zelf te bepalen. Door vertrouwen te introduceren verdwijnt de disciplinerende werking en daarmee de productiviteit van het systeem. Hiermee verdwijnt bovendien de eigenwaarde van de mens omdat hij geen kapstokken meer heeft waar hij zijn activiteiten aan kan meten; hij weet niet meer wat hij waard is.
De relatie waarin de organisatie ten dienste staat aan de machtshandhaving van haar leiders en daardoor in rust en vrijheid leeft, wordt ondermijnt door vertrouwen omdat in het vertrouwen de machtsrelatie verschuift. Graag introduceer is even Sabine en Otto. Wanneer Sabine de macht heeft en dus de zeggenschap heeft over Otto dan is dit een duidelijke en stabiele relatie. Wanneer Sabine het vertrouwen geeft aan Otto, dan wordt ze afhankelijk van Otto en zijn functioneren. Otto bepaalt zelf de activiteit en de uitkomst en niet meer Sabine. Otto wordt hiermee de machtige. Vertrouwen past alleen wanneer overdracht van de macht noodzakelijk is maar dit zal altijd met onduidelijkheid en onrust gepaard gaan en dus met (een tijdelijke) verzwakking van de organisatie en de macht.
De derde relatie (macht staat ten dienste van de organisatie) is ook niet gebaat bij vertrouwen. De organisatie als geheel is immers zelf alleen maar een betrouwbare organisatie wanneer alles wat er gebeurt voorspelbaar en te verantwoorden is. Zelfstandig handelen op basis van vertrouwen zou kunnen leiden tot onvoorspelbaar gedrag (lees: activiteiten die anders zijn dan men gewend is). Andere activiteiten kunnen het voortbestaan van de organisatie ondermijnen.
Maar mist dit betoog niet iets? Al deze drie voorbeelden gaan uit van vertrouwen van de macht in de ondergeschikte (vertrouwen van boven naar beneden). Kan er dan geen sprake zijn van vertrouwen tussen ondergeschikten onderling of van vertrouwen van ondergeschikte naar machtige? Laat ik maar kort door de bocht gaan: het onderlinge vertrouwen wordt schadelijk wanneer mensen te vertrouwelijk worden met elkaar omdat dan de persoonlijke relatie belangrijker wordt dan de relatie met de organisatie. En het vertrouwen van ondergeschikte naar de macht maakt hoogstens de macht makkelijker maar dit verandert niets aan de organisatie als geheel.
* De stelling van de maand dient als discussiestuk en verkondigt waarheid noch persoonlijke mening van de auteur. In de stelling wordt gebruik gemaakt van het eclectisme. Dit is een door Jacomijn Hendrickx geïntroduceerde vorm van filosofie waarbij gesnoept kan worden van de ideeën van verschillende filosofen waarbij deze samen gevoegd kunnen worden op een wijze die de denker zelf bevalt waarin geen recht meer gedaan hoeft te worden aan de originele idee. Dit alles heeft tot doelstelling om het denken te scherpen, nieuwe perspectieven te creëren en discussies aan te zwengelen.
Juni: schijnbaar verschil tussen interne en externe communicatie
10 06 06 16:03
Het vormverschil tussen interne en externe communicatie is gebaseerd op een concept en niet op de realiteit.
Wanneer u binnen uw organisatie wilt communiceren dan maakt u vooral gebruik van (interne) notities, meetings en documenten. Wanneer u extern wilt communiceren dan maakt u liever gebruik van slogans, beelden en sfeerelementen. Ook de politiek en politieke partijen communiceren. Dit gaat aan de hand van tien punten plannen, onderbouwingen, convenanten, lange verhalen etc. Nederland communiceert met haar burgers volgens de interne communicatie vorm. De politiek beschouwt de burger als medewerker van Nederland BV.
Waarom toch deze verschillende manieren van communiceren? Is er zo’n wezenlijk verschil tussen de boodschap dan wel de doelgroep dat er een wezenlijk andere vorm van communiceren nodig is?
Laten we eerst eens naar de inhoud van de boodschap kijken. In externe communicatie zijn er twee vormen te onderscheiden: communicatie gericht op verkoop en communicatie gericht op informatieverstrekking (jaarcijfers etc.). Beide vormen van communiceren moeten bijdragen aan de beeldvorming over product en organisatie en idealiter versterken deze elkaar.
Interne communicatie is vooral gericht op informatieverstrekking. Door te communiceren over producten, plannen, doelen en resultaten worden medewerkers betrokken bij de organisatie en de bedrijfsvoering. De medewerker weet wat er aan de hand is en voelt zich goed bij het bedrijf. Wanneer de medewerker zijn positieve relatie met het bedrijf ook extern gaat uitdragen dan ondersteunt dit ook nog de externe communicatie.
Een duidelijk verschil: een uitgebreide omschrijving van mission, vision en ambition is intern noodzakelijk om de medewerker goed te informeren en dit kan niet in een oneliner en mooie plaatjes. Hoewel... die oneliner als reclame slogan straalt met de beelden wel degelijk een ideaalbeeld voor de toekomst (lees: mission, vision en ambiton) uit. We beschrijven intern de mission, vision en ambition rationeel en extern doen we dit emotioneel. Hoewel er geen echt inhoudelijk verschil is, maken we een verschil in de manier van communiceren.
Zijn de mensen dan anders? Of met andere woorden: is je klant substantieel anders (als mens) dan je medewerker? Is de één bijvoorbeeld veel intelligenter en rationeler dan de ander? En natuurlijk, die intelligente en rationele mensen heeft u in dienst.
Kierkegaard onderscheidt drie ‘soorten’ mensen: esthetische mensen (vooral gericht op schoonheid en uiterlijkheden), ethische mensen (vooral gericht op rationaliteit) en existerende mensen (geven hun leven vorm op basis van overtuiging). Kijkend naar de wijze van communiceren dan zijn de medewerkers vooral ethische mensen en is de klant vooral een estheet. Prima, maar waar werkt die estheet dan? Of verandert de toegangsdeur van het bedrijf de mens van een estheet in een ethicus?
Nishida maakt geen werkelijke scheiding tussen gevoel, rationaliteit en geloof. Deze drie zijn een constructie van ons bewustzijn die niets met de realiteit te maken heeft. De constructie maakt het hoogstens mogelijk om de realiteit beter te begrijpen. Helaas, zo constateert hij, is deze constructie zelf tot waarheid verheven waardoor Kierkegaard tot een dergelijk onderscheid kan komen. Nishida zou stellen dat zowel de externe als de interne communicatie onvolledig en eenzijdig zijn.
Misschien is er toch een verschil. Een organisatie wil zijn medewerkers lang aan zich binden. Foucault stelt dat je een mens beter aan ideeën kunt binden dan aan kettingen. En de sterkste binding ontstaat wanneer die ideeën beginnen en eindigen in de rede. Maar, willen we de klant dan niet binden? Jawel, maar dat doen we met beeldvorming en (juridische) contracten.
* De stelling van de maand dient als discussiestuk en verkondigt waarheid noch persoonlijke mening van de auteur. In de stelling wordt gebruik gemaakt van het eclectisme. Dit is een door Jacomijn Hendrickx geïntroduceerde vorm van filosofie waarbij gesnoept kan worden van de ideeën van verschillende filosofen waarbij deze samen gevoegd kunnen worden op een wijze die de denker zelf bevalt waarin geen recht meer gedaan hoeft te worden aan de originele idee. Dit alles heeft tot doelstelling om het denken te scherpen, nieuwe perspectieven te creëren en discussies aan te zwengelen.
Wanneer u binnen uw organisatie wilt communiceren dan maakt u vooral gebruik van (interne) notities, meetings en documenten. Wanneer u extern wilt communiceren dan maakt u liever gebruik van slogans, beelden en sfeerelementen. Ook de politiek en politieke partijen communiceren. Dit gaat aan de hand van tien punten plannen, onderbouwingen, convenanten, lange verhalen etc. Nederland communiceert met haar burgers volgens de interne communicatie vorm. De politiek beschouwt de burger als medewerker van Nederland BV.
Waarom toch deze verschillende manieren van communiceren? Is er zo’n wezenlijk verschil tussen de boodschap dan wel de doelgroep dat er een wezenlijk andere vorm van communiceren nodig is?
Laten we eerst eens naar de inhoud van de boodschap kijken. In externe communicatie zijn er twee vormen te onderscheiden: communicatie gericht op verkoop en communicatie gericht op informatieverstrekking (jaarcijfers etc.). Beide vormen van communiceren moeten bijdragen aan de beeldvorming over product en organisatie en idealiter versterken deze elkaar.
Interne communicatie is vooral gericht op informatieverstrekking. Door te communiceren over producten, plannen, doelen en resultaten worden medewerkers betrokken bij de organisatie en de bedrijfsvoering. De medewerker weet wat er aan de hand is en voelt zich goed bij het bedrijf. Wanneer de medewerker zijn positieve relatie met het bedrijf ook extern gaat uitdragen dan ondersteunt dit ook nog de externe communicatie.
Een duidelijk verschil: een uitgebreide omschrijving van mission, vision en ambition is intern noodzakelijk om de medewerker goed te informeren en dit kan niet in een oneliner en mooie plaatjes. Hoewel... die oneliner als reclame slogan straalt met de beelden wel degelijk een ideaalbeeld voor de toekomst (lees: mission, vision en ambiton) uit. We beschrijven intern de mission, vision en ambition rationeel en extern doen we dit emotioneel. Hoewel er geen echt inhoudelijk verschil is, maken we een verschil in de manier van communiceren.
Zijn de mensen dan anders? Of met andere woorden: is je klant substantieel anders (als mens) dan je medewerker? Is de één bijvoorbeeld veel intelligenter en rationeler dan de ander? En natuurlijk, die intelligente en rationele mensen heeft u in dienst.
Kierkegaard onderscheidt drie ‘soorten’ mensen: esthetische mensen (vooral gericht op schoonheid en uiterlijkheden), ethische mensen (vooral gericht op rationaliteit) en existerende mensen (geven hun leven vorm op basis van overtuiging). Kijkend naar de wijze van communiceren dan zijn de medewerkers vooral ethische mensen en is de klant vooral een estheet. Prima, maar waar werkt die estheet dan? Of verandert de toegangsdeur van het bedrijf de mens van een estheet in een ethicus?
Nishida maakt geen werkelijke scheiding tussen gevoel, rationaliteit en geloof. Deze drie zijn een constructie van ons bewustzijn die niets met de realiteit te maken heeft. De constructie maakt het hoogstens mogelijk om de realiteit beter te begrijpen. Helaas, zo constateert hij, is deze constructie zelf tot waarheid verheven waardoor Kierkegaard tot een dergelijk onderscheid kan komen. Nishida zou stellen dat zowel de externe als de interne communicatie onvolledig en eenzijdig zijn.
Misschien is er toch een verschil. Een organisatie wil zijn medewerkers lang aan zich binden. Foucault stelt dat je een mens beter aan ideeën kunt binden dan aan kettingen. En de sterkste binding ontstaat wanneer die ideeën beginnen en eindigen in de rede. Maar, willen we de klant dan niet binden? Jawel, maar dat doen we met beeldvorming en (juridische) contracten.
* De stelling van de maand dient als discussiestuk en verkondigt waarheid noch persoonlijke mening van de auteur. In de stelling wordt gebruik gemaakt van het eclectisme. Dit is een door Jacomijn Hendrickx geïntroduceerde vorm van filosofie waarbij gesnoept kan worden van de ideeën van verschillende filosofen waarbij deze samen gevoegd kunnen worden op een wijze die de denker zelf bevalt waarin geen recht meer gedaan hoeft te worden aan de originele idee. Dit alles heeft tot doelstelling om het denken te scherpen, nieuwe perspectieven te creëren en discussies aan te zwengelen.
Mei: Humor is een serieuze zaak
10 05 06 12:49
Een serieuze zaak komt alleen door humor tot zijn recht.
Een absurditeit!? dat de ernst alleen kan bestaan door de humor. En deze relatie is niet als de relatie tussen werk en vrije tijd, waar de vrije tijd alleen maar kan bestaan omdat er werktijd is. Er is ook sprake van een overeenkomst. Humor ontstaat in de strijdigheid, in het niet-bedoelde. Zo is er de ironie, het belachelijke, het dubbelzinnige, het sarcasme, etc. Alle vormen van humor zijn direct gerelateerd aan de serieuze zaak waar ze de draak mee steken. Toch is humor meer dan alleen maar de counterpart. Humor is de subtiliteit die maakt dat datgene wat werkelijk belangrijk is tot zijn recht of tot uitdrukking kan komen. Ze zorgt voor reflectie, verandering en relativering. Alleen daar waar humor bestaat, kunnen serieuze zaken op de agenda staan.
Kierkegaard ziet humor als het middel om belangrijke zaken te realiseren. Humor is de manier om mensen te doen veranderen. Door eerst de (minder gewenste) situatie serieus te nemen en dit vervolgens langzaam door te trekken in het belachelijke ontstaat er langzaam een gevoel van onbestendigheid. De overgang van het vertrouwde naar het onbestendige is zo subtiel dat het de vraag oproept: “where did it go wrong?”. In dit subtiele gevoel begint de verandering. Kierkegaard legt een belangrijke rol voor de humor weg in veranderingstrajecten. Zonder humor geloofd hij niet dat een verandering succesvol zal zijn. Belangrijke veranderingen hebben dus humor nodig om gerealiseerd te worden.
Ook Erasmus zet de humor, of beter de Zotheid, aan het werk. In zijn “Lof der Zotheid” gebruikt hij de Zotheid om commentaar te geven op maatschappelijke misstanden. Door de zotheid aan het woord te laten, is het niet duidelijk of je de commentaren serieus moet nemen. Immers de Zotheid heeft bij voorbaat al de rol om niet serieus te zijn. De aanval die de Zotheid inzet verwordt wel langzaam tot serieuze kritiek, waarbij de spreker (de zotheid) in het midden laat of het nu serieus dan wel humor is. Wederom begint het bij de luisteraar te knagen: is het juist of niet juist, goed of niet goed? De zekerheid van de bestaande situatie wordt ondermijnt en maakt ruimte voor nieuwe mogelijkheden.
Een gelijke rol, alleen nu voor de ironie is terug te vinden in de de cynische en de socratische dialoog. De ironie in de Socratische dialoog speelt met de onwetendheid, de ironie van de cynische dialoog speelt met de trots. In beide dialogen moet de ironie bijdragen aan een wezenlijke verandering van denken en doen. In beide dialogen is er meer vertrouwen in de ironie dan in het serieuze (feiten en rationaliteit) als er een wezenlijke verandering gerealiseerd moet worden.
Simone de Beauvoir maakt zich überhaupt zorgen om het serieuze. “De serieuze mens wil god zijn” zo stelt ze. De serieuze mens wil maken, beheersen en controleren en hij ziet dit als belangrijke, en wezenlijke taak. Alleen dit toont al zijn eigen absurditeit. Overigens is het nihilisme (niets belangrijk vinden) net zo serieus als het serieuze. Noch het een noch het ander kan zichzelf serieus nemen. Simone de Beauvoir roept dus op tot relativering. Pas wanneer je in staat bent om die zaken die belangrijk voor je zijn te relativeren en het absurde ervan te onderkennen, dan kun je het werkelijk serieus nemen, omdat niets absoluut is en alles iets absurds heeft.
Bovenstaande benadering toont toch wel dat we de humor uitermate serieus moeten nemen, omdat ze ons helpt te relativeren dan wel belangrijke zaken te realiseren. De vraag blijft dan natuurlijk wel hoe serieus we nu de humor moeten nemen? In het verlengde van Simone de Beauvoir is het niet onverstandig om de humor van de humor en dus ook van het bovenstaande betoog niet uit oog te verliezen.
* De stelling van de maand dient als discussiestuk en verkondigt waarheid noch persoonlijke mening van de auteur. In de stelling wordt gebruik gemaakt van het eclectisme. Dit is een door Jacomijn Hendrickx geïntroduceerde vorm van filosofie waarbij gesnoept kan worden van de ideeën van verschillende filosofen waarbij deze samen gevoegd kunnen worden op een wijze die de denker zelf bevalt waarin geen recht meer gedaan hoeft te worden aan de originele idee. Dit alles heeft tot doelstelling om het denken te scherpen, nieuwe perspectieven te creëren en discussies aan te zwengelen.
Een absurditeit!? dat de ernst alleen kan bestaan door de humor. En deze relatie is niet als de relatie tussen werk en vrije tijd, waar de vrije tijd alleen maar kan bestaan omdat er werktijd is. Er is ook sprake van een overeenkomst. Humor ontstaat in de strijdigheid, in het niet-bedoelde. Zo is er de ironie, het belachelijke, het dubbelzinnige, het sarcasme, etc. Alle vormen van humor zijn direct gerelateerd aan de serieuze zaak waar ze de draak mee steken. Toch is humor meer dan alleen maar de counterpart. Humor is de subtiliteit die maakt dat datgene wat werkelijk belangrijk is tot zijn recht of tot uitdrukking kan komen. Ze zorgt voor reflectie, verandering en relativering. Alleen daar waar humor bestaat, kunnen serieuze zaken op de agenda staan.
Kierkegaard ziet humor als het middel om belangrijke zaken te realiseren. Humor is de manier om mensen te doen veranderen. Door eerst de (minder gewenste) situatie serieus te nemen en dit vervolgens langzaam door te trekken in het belachelijke ontstaat er langzaam een gevoel van onbestendigheid. De overgang van het vertrouwde naar het onbestendige is zo subtiel dat het de vraag oproept: “where did it go wrong?”. In dit subtiele gevoel begint de verandering. Kierkegaard legt een belangrijke rol voor de humor weg in veranderingstrajecten. Zonder humor geloofd hij niet dat een verandering succesvol zal zijn. Belangrijke veranderingen hebben dus humor nodig om gerealiseerd te worden.
Ook Erasmus zet de humor, of beter de Zotheid, aan het werk. In zijn “Lof der Zotheid” gebruikt hij de Zotheid om commentaar te geven op maatschappelijke misstanden. Door de zotheid aan het woord te laten, is het niet duidelijk of je de commentaren serieus moet nemen. Immers de Zotheid heeft bij voorbaat al de rol om niet serieus te zijn. De aanval die de Zotheid inzet verwordt wel langzaam tot serieuze kritiek, waarbij de spreker (de zotheid) in het midden laat of het nu serieus dan wel humor is. Wederom begint het bij de luisteraar te knagen: is het juist of niet juist, goed of niet goed? De zekerheid van de bestaande situatie wordt ondermijnt en maakt ruimte voor nieuwe mogelijkheden.
Een gelijke rol, alleen nu voor de ironie is terug te vinden in de de cynische en de socratische dialoog. De ironie in de Socratische dialoog speelt met de onwetendheid, de ironie van de cynische dialoog speelt met de trots. In beide dialogen moet de ironie bijdragen aan een wezenlijke verandering van denken en doen. In beide dialogen is er meer vertrouwen in de ironie dan in het serieuze (feiten en rationaliteit) als er een wezenlijke verandering gerealiseerd moet worden.
Simone de Beauvoir maakt zich überhaupt zorgen om het serieuze. “De serieuze mens wil god zijn” zo stelt ze. De serieuze mens wil maken, beheersen en controleren en hij ziet dit als belangrijke, en wezenlijke taak. Alleen dit toont al zijn eigen absurditeit. Overigens is het nihilisme (niets belangrijk vinden) net zo serieus als het serieuze. Noch het een noch het ander kan zichzelf serieus nemen. Simone de Beauvoir roept dus op tot relativering. Pas wanneer je in staat bent om die zaken die belangrijk voor je zijn te relativeren en het absurde ervan te onderkennen, dan kun je het werkelijk serieus nemen, omdat niets absoluut is en alles iets absurds heeft.
Bovenstaande benadering toont toch wel dat we de humor uitermate serieus moeten nemen, omdat ze ons helpt te relativeren dan wel belangrijke zaken te realiseren. De vraag blijft dan natuurlijk wel hoe serieus we nu de humor moeten nemen? In het verlengde van Simone de Beauvoir is het niet onverstandig om de humor van de humor en dus ook van het bovenstaande betoog niet uit oog te verliezen.
* De stelling van de maand dient als discussiestuk en verkondigt waarheid noch persoonlijke mening van de auteur. In de stelling wordt gebruik gemaakt van het eclectisme. Dit is een door Jacomijn Hendrickx geïntroduceerde vorm van filosofie waarbij gesnoept kan worden van de ideeën van verschillende filosofen waarbij deze samen gevoegd kunnen worden op een wijze die de denker zelf bevalt waarin geen recht meer gedaan hoeft te worden aan de originele idee. Dit alles heeft tot doelstelling om het denken te scherpen, nieuwe perspectieven te creëren en discussies aan te zwengelen.